Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3878/GA, 30 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:30-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3878/GA

betreft: [klager] datum: 30 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.P.M. Canoy, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 november 2012 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 mei 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Hoogeveen, zijn klager en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Norgerhaven, [...], in aanwezigheid van mevrouw [...], stagiaire bij
voormelde inrichting, gehoord.
Klagers raadsman is niet ter zitting verschenen in verband met een andere zitting die was uitgelopen.

Van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt. Dit verslag is 8 mei 2013 ter kennisneming verzonden aan klager, zijn raadsman en de directeur. De beroepscommissie heeft het beroep aangehouden teneinde klagers raadsman in de gelegenheid te
stellen binnen zeven dagen na dagtekening van het verslag zijn standpunt schriftelijk nader toe te lichten en een reactie te geven op hetgeen ter zitting naar voren is gebracht. Klagers raadsman heeft bij brief van 14 mei 2013 gereageerd. Een afschrift
hiervan is aan de directeur gestuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat er gedurende klagers verblijf in de strafcel goederen uit zijn cel zijn gestolen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
De desbetreffende dag, een maandag, bevond klager zich in de telefooncel. Hij moest meekomen naar het kantoor van een personeelslid en werd vervolgens ingesloten op zijn cel. Enkele minuten later werd hij in de strafcel geplaatst. Hij zou die vrijdag
erna met dagdetentie gaan. Hij had al afgesproken dat zijn spullen zouden worden opgehaald. Toen klager in de strafcel werd geplaatst, kreeg hij geen kans om zijn spullen uit zijn cel te pakken. Daar was geen tijd voor. Klager wist niet wat er aan de
hand was, dus heeft hij op dat moment niet aan het personeel gevraagd om zijn spullen veilig te stellen. De volgende dag heeft hij gevraagd of hij mocht bellen om te zeggen dat het ophalen van zijn spullen niet meer nodig was. Dit mocht niet van het
afdelingshoofd. Ook heeft hij verzocht om zijn spullen van cel te mogen halen, maar dit mocht ook niet, omdat hij dan zou kunnen beweren dat spullen van zijn celgenoot van hem zouden zijn. Klager heeft talloze keren gevraagd zijn spullen van cel te
halen. De directeur had iedereen kunnen opsluiten en samen met klager en zijn celgenoot kunnen bekijken wat van klager was. Indien klager niet specifiek de mogelijkheid van plaatsing in het BAD heeft genoemd, was het aan het personeel om klager hiervan
op de hoogte te stellen, nu klager in ieder geval heeft verzocht de goederen van zijn cel te halen en veilig te stellen. De handtekening op het formulier VI/Overplaatsing/Ontslag is niet van klager. Hij schrijft aan elkaar. Bovendien is dit formulier
niet ondertekend door een personeelslid. Op het formulier staat dat hij zijn radio en ventilator zou hebben meegekregen. Dit klopt niet. Hij heeft zijn radio en ventilator nooit meegekregen. De radio en de ventilator waren voorzien van een code waaruit
bleek dat de spullen van klager waren. De radio en ventilator hadden dan ook opgespoord kunnen worden. Nadat klager was overgeplaatst naar de p.i. Hoogeveen heeft hij verzocht om zijn (overige) spullen. Pas na drie keer bellen, twee dagen voordat hij
vrijkwam, kreeg hij zijn spullen weer terug. De vermiste spullen (ventilator, radio, schoenen etc.) heeft hij echter nog steeds niet terug. Klager verwijst naar het invoerformulier welke is opgemaakt naar aanleiding van de overplaatsing naar de p.i.
Hoogeven. Hieruit blijkt dat de vermiste goederen niet in de p.i. Hoogeveen zijn aangekomen. De directeur stelt dat een gedetineerde zijn spullen onder eigen verantwoordelijkheid onder zijn berusting houdt en de inrichting niet aansprakelijk zou zijn
voor vermissing van goederen. Dit standpunt is naar mening van klager niet valide in het geval een gedetineerde in een straf- of afzonderingscel wordt geplaatst. Een gedetineerde heeft vanaf dat moment immers geen beschikking meer over hetgeen zich op
zijn cel bevindt. Klager verzoekt om een schadevergoeding ter grootte van € 1047,=.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Bij een meerpersoonscel is het niet mogelijk de cel af te sluiten op het moment dat een gedetineerde in de strafcel wordt geplaatst. De gedetineerde kan dan verzoeken om zijn waardevolle spullen bij het BAD te laten bewaren. Het personeel gaat dan
kijken in de cel om welke spullen het gaat. Dit gaat over het algemeen goed. Toen klager in de strafcel zat, heeft hij niet aangegeven dat hij goederen had die hij veilig wilde stellen. Klager heeft alleen gevraagd om spullen klaar te zetten voor de
kennis die ze op zou komen halen. Daar werkt de directeur niet aan mee. Gedetineerden hoeven in principe niets mee te nemen naar de inrichting. De spullen blijven daarom de verantwoordelijkheid van de gedetineerde. Ook bij plaatsing in de straf- of
afzonderingscel. Klagers spullen hebben tien dagen in zijn cel gelegen. De directeur vindt het jammer dat op het formulier VI/Overplaatsing/Ontslag geen handtekening van een personeelslid staat.

3. De beoordeling
Klager heeft in beklag aangegeven dat de volgende goederen zijn vermist: drie paar sportschoenen van het merk Nike, één paar slippers van Adidas, een witte jas, een sportjasje van Nike, een joystick van zijn Gamecube, een memorycard, een spijkerbroek,
een mapje met cd’s, een radio met cd-speler van JVC, een afstandsbediening en een ventilator.

De beroepscommissie stelt voorop dat een gedetineerde in beginsel verantwoordelijk is voor de hem toebehorende goederen die hij in de inrichting onder zich heeft. Indien een gedetineerde van uit een meerpersoonscel geplaatst wordt in een
afzonderingscel, en niet in de gelegenheid wordt gesteld zijn persoonlijke eigendommen behoorlijk op te (laten) bergen, kan hij in redelijkheid niet verantwoordelijk worden gehouden voor deze goederen en gaat bij verlies de verantwoordelijkheid over op
de directeur.

Vaststaat dat klager op een meerpersoonscel verbleef en in de strafcel is geplaatst. Zoals onweersproken door klager is aangevoerd, is hij niet in de gelegenheid gesteld om voordat hij in de strafcel werd geplaatst, zijn persoonlijke eigendommen op te
bergen. Tegen deze achtergrond moet de directeur verantwoordelijk worden gehouden voor de goederen.

Klager is van uit de strafcel op 5 juli 2012 overgeplaatst naar de p.i. Hoogeveen en is niet meer teruggekeerd naar zijn cel. Klager stelt dat hij gedurende zijn verblijf in de strafcel meerdere malen verzocht heeft zijn spullen veilig te stellen. De
ontruiming van klagers cel heeft volgens de directeur circa tien dagen na plaatsing in de strafcel plaatsgevonden. Het formulier VI/Overplaatsing/Ontslag van 5 juli 2012, dat is opgemaakt in verband met de overplaatsing naar de p.i. Hoogeveen, is niet
ondertekend door een personeelslid, zodat niet aan de vereisten is voldaan. Gelet hierop kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet worden uitgegaan van hetgeen is vermeld op dit formulier. De beroepscommissie acht klagers stelling dat
hij verschillende goederen, waaronder zijn radio, ventilator en verschillende kledingstukken, mist dan ook voldoende aannemelijk gemaakt.

Gelet op het hiervoor overwogene zal het beroep gegrond worden verklaard en zal de uitspraak van de beklagcommissie worden vernietigd. Het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie acht het toekennen van een tegemoetkoming aangewezen. Het toekennen van een tegemoetkoming is primair bedoeld voor het door klager ondervonden ongemak. Indien er sprake is van schade en die schade is eenvoudig vast te stellen, dan
is
er aanleiding schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. In het onderhavige geval is de schade niet eenvoudig vast te stellen. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming daarom vaststellen op € 75,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 75,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 30 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven