Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0461/TB, 11 juni 2013, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/461/TB

betreft: [klager] datum: 11 juni 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens

[...], verder te noemen klager, en van een door klager ingediend beroepschrift,

gericht tegen een beslissing van 7 februari 2013 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 mei 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.W.H.M. Wolters, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC Veldzicht, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 8 augustus 1989 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 13 maart 2006 geplaatst in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught. Bij uitspraak
09/1677/TB
van de beroepscommissie van 20 december 2009 is klagers beroep tegen de beslissing van 19 juni 2009 tot afwijzing van klagers verzoek tot overplaatsing naar een behandelinrichting ongegrond verklaard.
Klager is op 13 januari 2012 overgeplaatst naar de longstayvoorziening van FPC Veldzicht te Balkbrug. Bij uitspraak 10/1771/TB (eindbeslissing) en 12/390/TB van 23 oktober 2012 is klagers beroep tegen de (fictieve) beslissing tot afwijzing van zijn
verzoek om overplaatsing naar een behandelinrichting dan wel het Pieter Baan Centrum (PBC) én de beslissing van 13 januari 2012 tot voortzetting van klagers verblijf in de longstay na herbeoordeling ongegrond verklaard.
Op 3 december 2012 heeft Veldzicht geadviseerd klagers longstaystatus te handhaven.
Vervolgens is klager op 14 januari 2013 door de Landelijke Adviescommissie Plaatsing Longstay Forensische Zorg (LAP) gezien. De LAP heeft op 14 januari 2013 geadviseerd klagers longstaystatus te handhaven. De Staatssecretaris heeft op 7 februari 2013
beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager zit al lang in een longstayvoorziening en wil in behandeling. Daar is al veel over geprocedeerd. Klager is op advies van het PBC overgeplaatst van de longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught naar de longstayvoorziening van Veldzicht.
Het gaat daar beter met hem maar vanwege de longstaystatus kan men niets met hem beginnen. De proportionaliteit en subsidiariteit brengen, gezien de uitzichtloosheid van de longstay, mee dat nu bezien moet worden of behandeling een kans van slagen
heeft. Volgens Veldzicht is klager goed in contact, zijn er geen incidenten van enige importantie, maar is klager nog niet ver genoeg omdat zijn problematiek nog aanwezig is. Natuurlijk is dat laatste het geval omdat klager niet behandeld is. Volgens
de
LAP moet over een tijdje bekeken worden of klager nog steeds goed in contact is. De LAP heeft aangegeven dat het van belang is te proberen met behulp van een seksuoloog inzicht in klagers seksuele belevingswereld te krijgen. Tot op heden heeft klager
daarover geen gesprek gehad en hij is daarvoor nog niet aangemeld. Klager is van mening dat vanuit het oogpunt van perspectief benut moet worden dat hij gemotiveerd is voor behandeling en dat nu niet langer meer afgewacht moet worden. Men benadrukt de
negatieve dingen en wil maar niet zien dat hij ook goede kanten heeft. Klager heeft naar zijn mening voldoende goede zaken laten zien over zijn belevingswereld, samenwerking en middelengebruik. Men oordeelt negatief over klager, maar hij kan alleen in
positieve zin veranderen als hij daartoe het vertrouwen krijgt. Klager wil positief blijven en niet in een patstelling komen. Als hij behandeling krijgt, zal het niet tot een patstelling komen. Klager verzoekt de beroepscommissie de knoop door te
hakken
en te beslissen dat klager op een behandelafdeling geplaatst moet worden. Als het daar niet goed gaat, kan klager weer in de longstay geplaatst worden.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Volgens Veldzicht is sprake van geringe vorderingen. Er heeft zich een conflict met een medepatiënt voorgedaan. Veldzicht en de LAP hebben geadviseerd klagers longstaystatus te handhaven. Men gaat vanuit de longstay kijken of klager op langere termijn
goed in contact blijft en behandeling mogelijk wordt. Het is de bedoeling dat Veldzicht vanuit de longstay met een seksuoloog aan de slag gaat. Als er dan vorderingen zijn kan een uitplaatsing aan de orde zijn. Uitplaatsing naar een behandelafdeling is
nu een stap te ver.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds 13 maart 2006 in een longstayvoorziening.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

Vast staat dat vanaf klager van 28 maart 2011 tot 13 mei 2011 op advies van de LAP in het PBC heeft verbleven ten behoeve van onderzoek naar eventuele behandelmogelijkheden. Op 28 juni 2011 heeft het PBC geadviseerd klager vanwege zijn grote weerstand
tegen de Pompestichting in een andere longstayvoorziening dan die van de Pompestichting te plaatsen om optimaal toe te kunnen werken naar een eventuele behandelpoging. Volgens het PBC is behandeling telkens afgeketst op klagers afweer en beperkingen,
maar is wel sprake van een groeiende externe motivatie voor behandeling. Een toename van behandelbaarheid is echter pas te onderbouwen wanneer klagers verbaal beleden motivatie wordt ondersteund door een daadwerkelijke gedragsverandering in de
longstaysetting.

De LAP heeft op 31 oktober 2011 geadviseerd klagers longstaystatus voort te zetten en deze een jaar na overplaatsing opnieuw te beoordelen. Klager is vervolgens op 31 januari 2012 overgeplaatst naar de longstayvoorziening van Veldzicht.

Op 3 december 2012 heeft Veldzicht geadviseerd klagers longstaystatus te handhaven. Er zijn geen grote veranderingen in klagers gedrag waargenomen, maar hij laat zich wel meer begeleiden dan in de vorige inrichting en kan zich aan de dagelijkse
afspraken houden. De behandeling op de huidige afdeling zou geïntensiveerd kunnen worden om te bekijken of een herstart van de behandeling tot de mogelijkheden kan gaan behoren. Vooralsnog worden geen mogelijkheden voor een vervolgtraject gezien.

Op 14 januari 2013 heeft de LAP geadviseerd klagers longstaystatus voort te zetten, omdat klager, ondanks dat hij zich houdt aan de gemaakte afspraken en zich meer dan voorheen begeleidbaar opstelt, na zijn overplaatsing weinig verandering in zijn
gedrag heeft laten zien. Daarbij heeft de LAP aangegeven dat in de komende periode wel geprobeerd moet worden klager te motiveren voor gedragsverandering door het aanbieden van gedragsinterventies en dat daarnaast geprobeerd moet worden door het
inzetten van een seksuoloog inzicht te krijgen in klagers seksuele belevingswereld, omdat dit onderdeel uitmaakt van klagers kernproblematiek. Klager zal moeten laten zien dat hij zich voor langere tijd kan committeren aan de gemaakte afspraken en een
goede samenwerkingsrelatie met de kliniek tot stand kan brengen. De LAP heeft tenslotte aangegeven dat over twee jaar een nieuwe herbeoordeling dient plaats te vinden, op welk moment een nieuwe multidisciplinaire rapportage dient te worden opgesteld.

Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening in de rede ligt. Vooralsnog zijn er geen redenen gebleken klager over te
plaatsen naar een behandelinrichting voor het opstarten van een behandelpoging.
De beroepscommissie gaat er daarbij vanuit dat Veldzicht gedragsinterventies aan klager zal aanbieden en een seksuoloog zal inzetten, zoals door de LAP is geadviseerd. De beroepscommissie wil klager meegeven dat het aan hem is daaraan op een
constructieve wijze mee te werken en zich daarvoor te blijven inzetten.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en drs. J.E. Wouda , leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 11 juni 2013

secretaris voorzitter

Naar boven