Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0725/TB, 11 juni 2013, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/725/TB

betreft: [klager] datum: 11 juni 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J.M. Cliteur, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 21 februari 2013 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 mei 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.J.M. Cliteur, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van de Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 5 december 1995 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is in 2008 geplaatst in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Zeeland.
Op 4 juli 2011 heeft de Pompestichting geadviseerd klagers longstaystatus te handhaven.
Op 15 september 2011 zijn pro justitia rapportages uitgebracht waarin is geadviseerd klagers verblijf in de longstay te continueren en is gemeld dat het nog te vroeg is voor een longcaretraject richting de psychiatrie. De Landelijke Adviescommissie
Plaatsing Longstay Forensische Zorg (LAP) heeft vervolgens geadviseerd klagers longstaystatus te handhaven en binnen een jaar een nieuwe herbeoordeling te laten plaatsvinden. De Staatssecretaris heeft op 8 december 2011 beslist klagers verblijf in de
longstayvoorziening voort te zetten.
De Pompestichting heeft op 8 november 2012 opnieuw geadviseerd klagers verblijf in de longstay te continueren. Vervolgens is klager op 31 januari 2013 door LAP gezien en is op diezelfde datum door de LAP geconcludeerd dat er onvoldoende basis is om
klagers longstaystatus op te heffen. De LAP heeft geadviseerd klager te laten onderzoeken in het Pieter Baan Centrum (PBC), zodat klagers situatie kan worden geëvalueerd en nader onderzoek naar diagnostiek kan worden gedaan ten behoeve van een
mogelijke
herziening van het medicatiebeleid. De Pompestichting heeft bij brief van 14 februari 2013 aangegeven geen indicatie voor nader onderzoek van klager in het PBC te zien, maar daaraan desgewenst wel mee te zullen werken. De Staatssecretaris heeft op 21
februari 2013 beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager vindt dat hem ten onrechte tbs is opgelegd en zal zich wat dat betreft tot de strafrechter wenden. Zijn gevoel dat hij niet in de tbs thuishoort maakt de beslissing tot voortzetting van zijn verblijf in de longstay wel extra zwaar. Klager zit al
17 jaar binnen en kan er niet meer tegen. Hij heeft drie keer begeleid verlof gehad, maar krijgt geen verlof meer. Klagers behandeling in de longstay is feitelijk gericht op beveiliging. Sinds 2009 is geen sprake meer van incidenten die een
voortzetting
van het verblijf van klager in de longstay rechtvaardigen. De incidenten die vóór 2009 plaatsvonden hebben allemaal te maken met een verslechtering van klagers psychische conditie, waarbij hij meent zich tegen straling van anderen te moeten beschermen.
Blijkens de stukken zwakt aanpassing van klagers medicatie het beeld af. Klagers stoornis kan goed in de psychiatrie behandeld worden. Het is begrijpelijk dat de Staatssecretaris vaart op de visie van deskundigen, maar de desbetreffende pro justitia
rapportages zijn anderhalf jaar geleden uitgebracht. Klager wil graag naar de GGZ en weet dat hij begeleiding nodig heeft en dat hij niet verder zal komen dan begeleid wonen. Eerder is het fout gegaan in [...], maar dat is lang geleden en dat kan
daarom
geen basis vormen om klagers longstaystatus voort te zetten. Klager is gehospitaliseerd en dat biedt juist een mogelijkheid om hem te trainen naar een meer normale setting. Bovendien is het individuele beveiligingsniveau van klager vastgesteld op
matig.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Alle over klager uitgebrachte adviezen strekken tot voortzetting van klagers verblijf in de longstay. Volgens deze adviezen is klager is nog steeds delictgevaarlijk en is er geen mogelijkheid tot uitplaatsing naar een behandelinrichting of de GGZ. Er
is
in het kader van de herbeoordeling uitgebreid naar klager gekeken, ook naar incidenten. In de pro justitia rapportage van psycholoog D. van 15 september 2011 wordt gemeld dat een tijd lang geen sprake is van incidenten, maar dat het te vroeg is om naar
een minder beveiligde setting over te gaan omdat klager juist in een beveiligde setting van de longstay goed functioneert.
Het vaststellen van het individuele beveiligingsniveau vindt plaats ten behoeve van verlofmogelijkheden en geeft geen indicatie voor behandeling. De vaststelling van klagers beveiligingsniveau op ‘matig’ geeft aan dat het niet verantwoord wordt geacht
klager vanuit de longstay begeleid verlof te verlenen. Daarmee is het niet voorstelbaar dat klager in de GGZ, waar wel verlof wordt verleend, wordt geplaatst. In de over klager uitgebrachte adviezen ziet men onverantwoorde risico’s om klager uit de
longstay naar elders te plaatsen. Men zal proberen daar naar toe te werken als daar mogelijkheden voor gezien worden, maar dat betekent niet dat klager op dit moment uit de longstay kan worden geplaatst.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds 2008 in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Zeeland.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

Zoals hierboven vermeld onder 2. heeft in 2011 een eerste herbeoordeling van klagers longstaystatus plaatsgevonden, waarbij uit de over klager uitgebrachte adviezen naar voren komt dat plaatsing in de psychiatrie nog niet aan de orde kan zijn en
klagers
longstaystatus dient te worden gehandhaafd. De LAP gaf in het advies van 25 november 2011 aan er niet van overtuigd te zijn dat er geen mogelijkheden zijn om klager over te plaatsen naar een minder beveiligde voorziening maar daarvoor geen ruimte te
zien in de op dat moment beschikbare rapportages. Om die reden heeft de LAP geadviseerd tot handhaving van klagers longstaystatus onder de voorwaarde dat over een jaar een nieuwe herbeoordeling zal plaatsvinden.
In dat kader heeft de Pompestichting op 8 november 2012 opnieuw klagers longstaystatus herbeoordeeld en geadviseerd deze status vanwege klagers psychiatrische toestandsbeeld en daarmee gepaard gaande dreigende agressie te handhaven. Pas wanneer sprake
is van een stabiel toestandsbeeld op wat langere termijn zal getracht worden toe te werken naar begeleid verlof en mogelijk een traject naar een setting met meer prikkels en minder beveiliging, structuur en/of zorg.
De LAP heeft vervolgens op 31 januari 2013 geadviseerd klagers longstaystatus voort te zetten, maar wel nog nader onderzoek naar klagers situatie en diagnostiek te laten doen in het PBC. De Pompestichting heeft bij brief van 14 februari 2013 aangegeven
geen indicatie voor nader onderzoek van klager in het PBC te zien, maar daaraan desgewenst wel mee te zullen werken.

Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening in de rede ligt.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en drs. J.E. Wouda , leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 11 juni 2013

secretaris voorzitter

Naar boven