nummer: 02/879/GA
betreft: [klager] datum: 23 juli 2002
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 1 mei 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Torentijd te Middelburg,
gericht tegen een uitspraak d.d. 8 april 2002 van de beklagcommissie bij voormeld h.v.b., gegeven op een klacht van[...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Voor klager was voor vervoer naar de zitting van de beroepscommissie van 8 juli 2002 in de locatie Ooyerhoek te Zutphen zorggedragen, maar hij is buiten zijn schuld niet verschenen.
De heer[...], unit-directeur van het h.v.b. Torentijd, is eerder ter zitting van de beroepscommissie van 17 juni 2002 gehoord. Hiervan is een verslag opgemaakt dat naar klager is gestuurd.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van 4 dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel met verwijdering van de t.v., wegens het niet opvolgen van een opdracht van het personeel.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er werd alarm gemaakt. Dit betrof een alarm waarbij iets wordt geroepen, niet een alarm waarbij er een alarmsignaal afgaat.
Toen klager ín de telefooncel werd aangesproken, reageerde hij hierop onvoldoende.
Achteraf bleek dat klager op het moment dat er alarm werd gemaakt niet stond te telefoneren, maar dat hij later, toen de andere gedetineerden weg gingen in verband met het alarm, ging bellen. Dit is een verzwarend feit naast hetfeit dat hij niet reageerde toen hij in de telefooncel werd aangesproken. We zijn erachter gekomen dat hij op het moment dat er alarm werd gemaakt niet stond te telefoneren, doordat uit onderzoek bleek dat op het moment dat er alarmwerd gemaakt, twee andere gedetineerden aan het telefoneren waren.
De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in een proces-verbaal. Dit proces-verbaal was wel beschikbaar voor de beklagcommissie en is ook aan de beklagcommissie aangeboden, maar zij wilde daarvan geen gebruik maken. Klagerwordt niet genoemd in dit proces-verbaal, omdat hij diezelfde dag, op een ander tijdstip, gehoord is in verband met het opgemaakte verslag.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur in beroep niet aannemelijk heeft kunnen maken dat klager ten tijde van de alarmsituatie individueel is aangesproken en is opgedragen naar zijn cel te gaan en dat klager vervolgensheeft geweigerd aan deze opdracht van het personeel te voldoen. Zij kent daarbij zwaarwegende betekenis toe aan het op ambtseed opgemaakte rapport van 18 februari 2002, de basis voor de aan klager opgelegde disciplinaire straf. Ditrapport komt meer overeen met klagers, consistente, versie van de gebeurtenissen, dan met de versie van de directeur zoals die na onderzoek is gebleken. Het beroep zal gelet op het vorenstaande ongegrond worden verklaard.
Nu klager in het gelijk zal worden gesteld behoeven er geen gevolgen te worden verbonden aan het feit dat hij zijns ondanks niet in de gelegenheid was zijn standpunt mondeling voor de beroepscommissie toe te lichten.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 23 juli 2002
secretaris voorzitter