Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1235/GV, 10 juni 2013, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1235/GV

betreft: [klager] datum: 10 juni 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Visser, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 april 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager dreigt in een sociaal isolement te geraken bij een voortdurende negatieve beslissing omtrent algemeen verlof. Dit is in strijd met het recht op ‘family life’ van artikel 8 EVRM. Een eerder niet
correct verlopen algemeen verlof vormt geen wettelijke grond om klager niet tegemoet te komen in de primaire behoefte contact te hebben met zijn familie en vrienden. Evenmin kan hieruit worden geconcludeerd dat het verlof maatschappelijk onaanvaardbaar
is.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft tweemaal eerder vrijheden genoten, maar is van beide niet teruggekeerd. Klager heeft dus ruimschoots de mogelijkheid gehad om bij zijn familie te zijn, maar heeft
niet de verantwoordelijkheid genomen om op tijd in de inrichting retour te komen. Klager is in de inrichting niet uitgesloten van het ontvangen van bezoek. Ook kan hij met een ieder bellen. Er is dus wel degelijk contact mogelijk met vrienden en
familie. Klager komt op grond van artikel 10 van de Regeling tijdelijk verlaten de inrichting niet meer in aanmerking voor algemeen verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het Openbaar Ministerie adviseert negatief, aangezien klager in het verleden enkele malen niet is teruggekeerd van verlof. De politie adviseert negatief omdat klager een veelpleger is en er hierdoor geen vertrouwen bestaat in een goed verloop van het
verlof.

3. De beoordeling
Klager ondergaat thans een gijzeling van in totaal 49 dagen op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften. Aansluitend zal klagers voorwaardelijke invrijheidsstelling worden tenuitvoergelegd. De einddatum van zijn
detentie is op of omstreeks 16 december 2013.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers vierde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit de stukken komt naar voren dat klager tweemaal eerder van 29 september 2011 tot 17 oktober 2011 en van 20 augustus 2012 tot 27 augustus 2012 zich heeft onttrokken aan zijn detentie, door niet terug te keren van verlof. De beroepscommissie is van
oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 10 juni 2013

secretaris voorzitter

Naar boven