Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1068/GA, 6 juni 2013, beroep
Uitspraakdatum:06-06-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1068/GA

betreft: [klager] datum: 6 juni 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.V. Ramdihal, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 maart 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.)Amsterdam Over-Amstel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Amsterdam Over-Amstelin de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van een verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Eerst wordt inhoudelijk verwezen naar de gronden van het klaagschrift. Voorts is het enige negatieve advies van het openbaar ministerie. Dit advies is gebaseerd op een verslag van de reclassering, terwijl het advies van de reclassering positief is. Het
is dan ook onduidelijk waarom het advies van het openbaar ministerie negatief is. Voorts is onduidelijk waarom de directeur en de beklagcommissie het advies van het openbaar ministerie zwaarder laten weten dan de overige – positieve – adviezen.
Klagers
houding in detentie is goed. Hij heeft inmiddels een baan geregeld voor het moment dat hij met een enkelband naar buiten mag. Het openbaar ministerie heeft ook negatief geadviseerd omtrent verdere detentiefasering. Klager wil in aanmerking komen voor
algemeen verlof en detentiefasering.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie.

3. Voorts is opgemerkt dat klager een ontkennende houding heeft, waardoor het recidiverisico niet kan worden ingeschat. Het gevaar voor recidive is wel aanwezig. Ook wordt het risico op letsel voor het slachtoffer aanwezig geacht. Voorts is het
negatieve advies van het openbaar ministerie meegewogen in de afwijzende beslissing.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft negatief geadviseerd op grond van het risico voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten en het risico voor ongewenste confrontatie met slachtoffers.
Klager heeft een ontkennende houding en neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen. Het recidivegevaar wordt daarom aanwezig geacht. Er is mogelijk gevaar voor letsel voor de aangeefster die tevens klagers partner is.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.
De reclassering heeft geadviseerd dat er een laag/gemiddeld risico is op onttrekken aan de voorwaarden. Er is risico op letsel voor de partner van klager. Zij ontkent dat klager schuldig is en zij hebben de relatie voortgezet.

4. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, wegens – kort gezegd – mensenhandel, bedreiging met zware mishandeling en mishandeling. Klager heeft hoger beroep aangetekend tegen
het strafvonnis. De fictieve einddatum van de detentie valt op of omstreeks 8 december 2013. Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Bij de beoordeling van verzoeken om algemeen verlof dient een belangenafweging te worden gemaakt tussen het individuele belang van de aanvrager van dat verlof en de algemene belangen van (onder meer) orde, rust en veiligheid in de samenleving.
De beroepscommissie overweegt dat aard en ernst van het gepleegde delict geen zelfstandige grond opleveren voor afwijzing van de verlofaanvraag. Dit geldt ook wanneer de veroordeelde het feit ontkent. Nu het hier verder gaat om klagers eerste
veroordeling is er geen grond voor de stelling van de directeur dat er sprake is van recidivegevaar.
Uit de rapportage van de reclassering blijkt dat de aangeefster de partner is van klager. Zij heeft aan de reclassering verklaard niet bang te zijn voor klager. Zij zoekt klager wekelijks op in detentie. De beroepscommissie overweegt dan ook dat er
geen
sprake is van het risico van ongewenste slachtofferconfrontatie. De reclassering concludeert dat er een laag/gemiddeld risico is op onttrekken aan de voorwaarden. Uit de inrichtingsrapportage van 4 maart 2013 blijkt dat er geen bijzonderheden zijn
omtrent klagers verblijf in detentie. Gezien de fictieve einddatum en klagers functioneren in detentie heeft klager naar het oordeel van de beroepscommissie belang bij een verlof in verband met zijn voorbereiding op een terugkeer in de maatschappij. De
beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. Inmiddels verblijft klager niet meer in de p.i. Amsterdam Over-Amstel. De beroepscommissie acht daarom termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Met betrekking tot het verzoek om klager in aanmerking te laten komen voor detentiefasering overweegt de beroepscommissie dat hiervoor andere wegen openstaan. Ingevolge artikel 18 van de Pbw kan klager hiertoe een verzoek doen bij de
selectiefunctionaris.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 6 juni 2013

secretaris voorzitter

Naar boven