Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0337/GA, 5 juni 2013, beroep
Uitspraakdatum:05-06-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/337/GA

betreft: [klager] datum: 5 juni 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 januari 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 april 2013, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde p.i.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een aantal opgelegde toezichtmaatregelen, een en ander in het kader van de plaatsing op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst) met de status ‘hoog’;
b. de plaatsing van klager op de GVM-lijst.

De beklagcommissie heeft onderdeel a van het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Zij heeft niet beslist op onderdeel b van het beklag.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager wil graag van de GVM-lijst af. Hem is te kennen gegeven dat er in juni 2013 een nieuwe beoordeling komt. Klager is van mening dat het feit dat hij een escortservice heeft gehad geen grond mag zijn voor de plaatsing op de lijst. Klager verricht
geen illegale of criminele activiteiten vanuit de inrichting. Hij belt alleen met zijn moeder en met kennissen. Hij geeft geen leiding meer aan dat escortbedrijf. Dat bedrijf bestaat niet meer. In juli 2012 is het – door tussenkomst van de
bestuursrechter – gesloten. Klager heeft in mei 2012 voor het laatst contact met de medewerksters van het bedrijf gehad. Dat gebeurde toen hij in de locatie Amsterdam Over-Amstel zat. Klager heeft nooit enige opdracht gegeven voor een liquidatie.
Klager
is van mening dat de toezichtmaatregelen vanaf uiterlijk december 2012 beëindigd hadden moeten worden. In de tijd dat klager in Vught verblijft, heeft hij geen activiteiten meer ondernomen voor de escortservice. Er kan daarvan ook geen enkel bewijs
overgelegd worden.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De toezichtmaatregelen zijn opgelegd naar aanleiding van het eerste rapport van het Gedetineerden recherche informatiepunt (Grip). De directeur heeft aan het Grip gevraagd naar de actualiteit van dat rapport. Op grond daarvan is een nieuw Grip-rapport
tot stand gekomen. In december 2012 (kort na het opleggen van de maatregelen) is dat nieuwe rapport door de directeur ontvangen. Klager is indertijd door een collega-directeur gehoord. Door het Grip is aangegeven dat er nog sprake was van voortgezet
crimineel handelen. Om die reden is (toen) besloten de onderhavige maatregelen te handhaven. Inmiddels is besloten de toezichtmaatregelen toe te spitsen op klagers externe contacten. Verdergaande maatregelen zijn volgens de directeur niet nodig.

In een brief van 16 april 2013 heeft de directeur nog aangegeven dat de toezichtmaatregelen ten aanzien van klagers externe contacten niet zijn afgebouwd, omdat er volgens het Grip nog steeds sprake is van crimineel handelen van klager.

Klager heeft bij brief van 19 april 2013 gepersisteerd bij zijn eerdere standpunt en aangegeven dat er geen bewijs is voor de jegens hem bestaande verdenkingen. Klager doet in die brief het verzoek om met spoed te worden overgeplaatst, bij voorkeur
naar
een p.i. in het westen of midden van het land.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag:
De beroepscommissie stelt vast dat de bestreden beslissing van 21 december 2012 is gebaseerd op het Grip-rapport van 10 mei 2012. Tegen de inhoud hiervan heeft klager gemotiveerd verweer gevoerd, toen hij door de directeur werd gehoord. Hierom en op
grond van het tijdsverloop had het voor de hand gelegen dat de directeur alvorens te beslissen nadere informatie had opgevraagd bij het Grip. Nu de directeur dat heeft nagelaten, is de beroepscommissie van oordeel dat hij geen zorgvuldige
belangenafweging heeft kunnen maken en dat de bestreden beslissing daarmee onzorgvuldig is voorbereid. Gelet daarop kan de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven en dient dit onderdeel van het beklag alsnog gegrond te worden verklaard.
Bij haar beslissing slaat de beroepscommissie geen acht op de inhoud van het nadere Grip-rapport, nu dit dateert van na het nemen van de bestreden beslissing.

De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming omdat, indien het nadere Grip-rapport zou zijn ontvangen voor en betrokken bij het nemen van de bestreden beslissing, die beslissing had kunnen worden
gedragen door de inhoud van dit rapport.

Ten aanzien van onderdeel b van het beklag:
De beslissing om een gedetineerde te plaatsen op de GVM-lijst noch de bepaling van de status op die lijst is een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60 van de Pbw. Die beslissingen zijn voorbehouden aan het Operationeel Overleg. Klager
kan daarom in zoverre niet worden ontvangen in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond ten aanzien van onderdeel a van het beklag, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.
Zij verklaart klager niet ontvankelijk in zijn beklag ten aanzien van onderdeel b.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 juni 2013

secretaris voorzitter

Naar boven