Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0329/GA en 13/0219/GA, 5 juni 2013, beroep
Uitspraakdatum:05-06-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/329/GA en 13/219/GA

betreft: [klager] datum: 5 juni 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van respectievelijk

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave,
en
[...], verder te noemen klager.

Het beroep van de directeur is gericht tegen een uitspraak van 24 januari 2013 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van klager, het beroep van klager is gericht tegen diezelfde beslissing van de beklagcommissie
voorzover daarin aan klager géén tegemoetkoming is toegekend

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, zijn raadsvrouw mr. H. van der Ende, en de directeur hebben geen gebruikgemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 12 april 2013, gehouden in de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een strafcel, wegens betrokkenheid bij een handgemeen met een medegedetineerde.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. De beklagcommissie heeft geen tegemoetkoming vastgesteld,

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – schriftelijk – toegelicht.
Klager raakte tijdens het uitsluiten voor het sportmoment betrokken bij een handgemeen met een medegedetineerde. De directeur heeft beide gedetineerden gehoord en daaruit kwam naar voren dat er sprake was van een al langer bestaand conflict. Klager zou
volgens de verklaring van de andere gedetineerde tegenover de directeur hem hebben getreiterd en gedreigd. Volgens klagers verklaring daarentegen werd hij door de medegedetineerde getreiterd en was er eerder een incident geweest tijdens de sport.
Klager
heeft daar bewust geen melding van gemaakt, omdat hij geen problemen wilde krijgen in de inrichting. De directeur stelt dat klager te verwijten valt dat hij het personeel niet op de hoogte heeft gebracht van het eerdere conflict. Daardoor kon het
personeel niet alert ingrijpen om het handgemeen te voorkomen. Daarom kan klager een verwijt worden gemaakt ten aanzien van het handgemeen. Om deze reden kon hem de onderhavige disciplinaire straf opgelegd worden. Het beroep van de directeur zou
gegrond
moeten worden verklaard. Er is in dat geval ook geen reden voor het toekennen van een tegemoetkoming. Het beroep van klager zou daarom ongegrond moeten worden verklaard.

Klager heeft zijn beroep schriftelijk als volgt toegelicht.
Klager heeft twee dagen doorgebracht in een strafcel. Dat was volgens klager en de beklagcommissie ten onrechte. Daarom zou hem een financiële tegemoetkoming moeten worden toegekend.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep van de directeur:
Hetgeen in beroep naar voren is gebracht kan niet leiden tot een andere uitspraak dan die van de beklagcommissie. Het beroep van de directeur zal daarom ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het beroep van klager:
De beroepscommissie kan zich niet verenigen met de (impliciete) beslissing van de beklagcommissie om aan klager geen tegemoetkoming toe te kennen. Het beklag is door de beklagcommissie gegrond verklaard en het daartegen door de directeur ingestelde
beroep wordt door de beroepscommissie – in deze uitspraak – ongegrond verklaard. Gelet daarop staat vast dat klager ten onrechte twee dagen opgesloten is geweest in een strafcel. Nu er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die
rechtvaardigen dat geen tegemoetkoming zou moeten worden toegekend, acht de beroepscommissie termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 20,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep van klager gegrond en stelt vast dat aan klager een financiële tegemoetkoming toekomt. Zij stelt de hoogte daarvan vast op € 20,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 juni 2013

secretaris voorzitter

Naar boven