Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0488/GA, 31 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:31-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/488/GA

betreft: [klager] datum: 31 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [...], namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 februari 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zwaag te Hoorn, betreffende het feit dat klagers televisie is verwijderd tijdens een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte
dan
een strafcel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter.
Uit eerder gedane uitspraken van de beroepscommissie (waaronder: 12/3853/GA d.d. 5 maart 2013) blijkt dat de beslissing van de directeur om klagers televisie uit zijn verblijfsruimte te verwijderen voortvloeit uit de klager opgelegde disciplinaire
straf. Aan het strafkarakter van de disciplinaire straf zou afbreuk worden gedaan als klager de beschikking zou mogen blijven houden over zijn televisie. In beroep is aangevoerd dat de verwijdering van de televisie een schending van het eigendomsrecht
is (artikel 1 van het eerste protocol bij het EVRM) en een ongeoorloofde inbreuk op de vrijheid van meningsuiting (artikel 10 van het EVRM). Van schending van het eigendomsrecht is reeds geen sprake nu de verwijderde televisie een gehuurde televisie
betreft. Verwijdering van een gehuurde televisie in het kader van de oplegging van een disciplinaire straf betekent weliswaar een inmenging vanwege het openbaar gezag in de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen als bedoeld in artikel 10,
eerste lid, van het EVRM, maar die inmenging is gelet op het tweede lid van de genoemde bepaling gelegitimeerd. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Holten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 31 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven