Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0267/GA, 30 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:30-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/267/GA

betreft: [klager] datum: 30 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 december 2012 van de beklagcommissie bij het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Haaglanden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager en de directeur van het PPC Haaglanden hebben geen gebruikgemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 6 mei 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Hoogeveen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag houdt in dat aan klager een onvoldoende hoeveelheid koosjere voeding wordt verstrekt.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
De uitspraak van de beklagcommissie is in strijd met artikel 44 van de Pbw, artikel 22 van de Europese gevangenisregels en leidt over langere tijd tot schending van de artikelen 2 en 3 van het EVRM. Klager heeft drie maaltijden aan de beklagcommissie
getoond om te laten zien dat er te weinig vlees, vis en fruit wordt verstrekt. Het is niet juist dat klager het afdelingshoofd kan vragen om aanvulling van de maaltijd. Aangezien klager zijn koosjere voeding niet in de winkel kan kopen, kan hij hier
alleen aan komen als dit door de inrichting wordt verstrekt. Indien de inrichting klager niet kan voorzien in voldoende koosjere voeding, verzoekt klager om zijn recht op voldoende voeding te effectueren via het Adviesbureau Hygiëne Consult en prof. S.
dan wel om (extra) geldmiddelen aan hem ter beschikking te stellen. Klager is door zijn rug gegaan en kan niet naar de zitting van de beroepscommissie komen. Hij verzoekt om aanhouding van het beroep.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
De directeur is van mening dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Gemiddeld krijgt klager de hoeveelheid voeding waar hij recht op heeft. De directeur verwijst daartoe naar een overzicht waarin is vermeld wat klager standaard als koosjere voeding
uitgereikt dient te krijgen (en waar hij volgens het tussen DJI en de cateraar gesloten convenant recht op heeft), een overzicht waarin is vermeld wat klager daadwerkelijk aan koosjere voeding verstrekt krijgt en een overzicht van hetgeen gedetineerden
verstrekt krijgen die “normale” voeding wensen. Uit deze overzichten blijkt dat klager meer krijgt dan waar hij volgens het convenant recht op heeft en dat gedetineerden die koosjere voeding krijgen standaard meer krijgen dan gedetineerden die aan wie
“normale” voeding wordt verstrekt. Indien er een maaltijd zou worden aangeleverd die niet aan de eisen voldoet, zal het personeel direct de nodige actie ondernemen en voor een aanvulling zorgen.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht om aanhouding van het beroep. De beroepscommissie acht zich op basis van de in beroep overgelegde stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen. Het aanhoudingsverzoek wordt daarom afgewezen.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie heeft hierbij in aanmerking genomen dat naar haar oordeel geen sprake is van
schending
van een aan klager op grond van het EVRM of andere regelgeving toekomend recht. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 30 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven