Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1026/GA, 30 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:30-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1026/GA

betreft: [klager] datum: 30 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.K. Cheng, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 maart 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Tafelbergweg te Amsterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 mei 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is gehoord [...] plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Tafelbergweg.

Klagers raadsman mr. W.K. Cheng heeft schriftelijk laten weten dat hij noch klager, die op de dag van de zitting in vrijheid zal worden gesteld, ter zitting zal verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. het verscheuren van klagers weekplanning c.q. de weigering om klagers weekplanning in ontvangst te nemen;
b. het gedurende vijf weken in plaats van vier weken uitsluiten van klager van buitenactiviteiten en
c. de verlaging van klagers inkomen van € 30,= per week naar € 16,= per week tijdens de weken dat klager uitgesloten was van buitenactiviteiten.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag vermeld onder a. en het beklag vermeld onder b. en c. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het beklag vermeld onder a. betreft een beslissing in de zin van artikel 60, eerste lid, Pbw. Klager is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in het
beklag. Als uitgegaan wordt van handelen van een p.i.w.’er dan doet deze dat namens de inrichting in het kader van zijn taakvervulling. De uitspraak van de beklagrechter met betrekking tot b. en c. is onvolledig en onduidelijk geformuleerd. Het beklag
had meer inhoud dan hetgeen de beklagrechter heeft beoordeeld.
Verzocht wordt om de behandeling van de zaak aan te houden, omdat klagers raadsman verhinderd is om ter zitting te verschijnen, klager op de dag van de zitting in vrijheid wordt gesteld en het niet uitkomt dat de zitting die dag wordt gehouden.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Na de uitspraak van de beklagrechter heeft de directeur nadere informatie ingewonnen en gesproken met de arbeidstoeleider. Niet uit te sluiten valt
dat Impuls heeft aangegeven dat zij op dat moment te weinig werk hadden en dat klager op het moment dat hij weer kon worden ingezet geen werk kon worden aangeboden, waardoor het wat langer heeft geduurd voordat hij weer aan het werk kon gaan. Impuls
heeft de arbeidstoeleider benaderd en gemeld dat klager op 10 mei 2011 eerder van het werk was vertrokken dan de bedoeling was. De gedetineerde wordt een redelijke tijd gegeven om naar het werk en weer terug naar de inrichting te gaan. Gewerkt wordt
bij
Impuls of op een door Impuls aangegeven locatie. Meestal werken er twee tot drie gedetineerden op dezelfde locatie.
In week A wordt het werkplan gemaakt voor week B. Het werkplan voor de volgende week is er op donderdag. Het wordt getekend door het afdelingshoofd en de gedetineerde. De afdeling bevolking zorgt voor een verlofpas.
Het is niet de opdracht van de directeur geweest om de weekplanning te verscheuren.
Voor werk, dat buiten de inrichting wordt verricht, wordt omdat dit meer verantwoordelijkheid vergt een hoger loon, te weten: € 30,=, toegekend dan voor werk verricht binnen de inrichting. Hiervoor wordt een loon van € 16,= per week toegekend. Als
buiten schuld van de gedetineerde er niet gewerkt kan worden, wordt een compensatie gelijk aan het arbeidsloon toegekend. Niet bekend is of klager voor de vijfde week dat hij geen buitenactiviteiten heeft verricht (de hogere) compensatie van € 30,=
heeft ontvangen.

3. De beoordeling
Door klagers raadsman is op zondag 12 mei 2013 per faxbericht om aanhouding van de behandeling verzocht die ter zitting van 14 mei 2013 zou plaatsvinden. De beroepscommissie stelt vast dat zij pas op maandag 13 mei 2013 kennis heeft kunnen nemen van
het
aanhoudingsverzoek (terwijl niet duidelijk wordt waarom de raadsman niet eerder zijn verhindering had kunnen doorgeven) en dat uit het verzoek volgt dat klager niet verhinderd was om ter zitting te verschijnen. Nu de beroepscommissie aan de hand van de
stukken en het behandelde ter zitting zich voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen, zal zij het verzoek om aanhouding afwijzen.

Met betrekking tot a. overweegt de beroepscommissie dat het beklag feitelijk de weigering betreft om klagers weekplanning in ontvangst te nemen en dat een dergelijke weigering, die, naar niet is weersproken, is geschied nadat de desbetreffende
p.i.w.’er
binnen de inrichting navraag had gedaan, kan worden aangemerkt als een namens de directeur genomen beslissing waartegen op grond van het bepaalde in artikel 60, eerste lid, Pbw beklag kan worden ingediend. De beroepscommissie zal in zoverre de
uitspraak
van de beklagrechter vernietigen en klager op dit punt alsnog ontvangen in het beklag. Dit onderdeel van het beklag hangt inhoudelijk samen met het beklag onder b, betrekking hebbende op de vraag of klager de daaropvolgende week buiten de inrichting
kon
gaan werken. Bij ongegrondverklaring van het beklag onder b, zal ook beklag a ongegrond moeten worden verklaard.

Mede gelet op de door de directeur ter zitting van de beroepscommissie gegeven toelichting acht de beroepscommissie aannemelijk geworden dat klager in de vijfde week geen buitenactiviteiten zijn geboden, omdat er niet voldoende werkaanbod was. Onjuist
is dus dat klager ingevolge een beslissing van de directeur ten onrechte vijf weken is uitgesloten van buitenactiviteiten (het werken bij Impuls). Het beklag onder b is dus ongegrond. Voor wat betreft onderdeel c van het beklag overweegt de
beroepscommissie dat de stelling van klager dat hij voor de tijd waarvoor hij ingevolge de disciplinaire straf was uitgesloten van buitenwerk niettemin recht heeft op het loon dat bij buitenwerk betaald wordt, onjuist is. Wel had klager € 30,= behoren
te ontvangen voor de (vijfde) week, waarin hij buiten zijn schuld geen arbeid buiten kon verrichten. Nu de directeur de stelling van klager dat dat niet is geschied, niet heeft weersproken, zal de beroepscommissie onderdeel c van het beklag gegrond
verklaren. De beroepscommissie zal dan ook, met vernietiging van de uitspraak van de beklagrechter als volgt beslissen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, ontvangt klager alsnog in het beklag onder a, verklaart het beklag onder a en b ongegrond. Zij verklaart het beklag onder c gedeeltelijk gegrond, in voege als hiervoor overwogen. Zij
kent klager ter zake een tegemoetkoming toe van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. C.J.G. Bleichrodt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 30 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven