Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0701/GA, 30 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:30-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/701/GA

betreft: [klager] datum: 30 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 februari 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Zuid te Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 mei 2013, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen, is klagers raadsvrouw, mr. L.W. Plantenga, gehoord.
Klager heeft, blijkens een schriftelijke verklaring van 6 mei 2013, afstand gedaan van het recht om ter zitting te worden gehoord.
De directeur van de locatie Zuid te Arnhem heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, wegens het gebruik van fysiek geweld jegens een personeelslid en
b. de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager wordt er ten onrechte van beschuldigd een personeelslid in het gezicht te hebben geslagen. Op het gezicht van het personeelslid was geen enkel spoor van geweld te zien. Ook hebben twee medegedetineerden van klager (reinigers) schriftelijk
verklaard dat zij geen klap hebben waargenomen. De beklagcommissie heeft deze verklaringen ten onrechte als onbetrouwbaar aangemerkt. Alleen het personeelslid geeft aan door klager te zijn geslagen, verder niemand. Tevens is klager het niet eens met de
afwijzing van zijn verlofaanvraag. Klager verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk – zakelijk weergegeven – toegelicht.
De directeur verwijst naar hetgeen in beklag is aangevoerd. Verder licht de directeur toe dat hij geen reden heeft een verklaring van een beëdigd ambtenaar in twijfel te trekken. Zoals de beklagcommissie terecht heeft overwogen, heeft een personeelslid
geen belang bij het opstellen van een onjuiste – en voor klager nadelige – verklaring.

3. De beoordeling
In het ambtsedig opgemaakte schriftelijke verslag van 10 januari 2013 is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Toen ik terugkwam op kantoor begon meneer tegen de deur aan te trappen en te stompen. Hierop ben ik wederom naar hem toegegaan en heb de deur geopend, hij kwam verbaal agressief op mij af en voor ik het wist sloeg hij mij in het gezicht.”
Uit het eveneens ambtsedig opgemaakte schriftelijke verslag van een collega volgt dat deze zag hoe zijn aangevallen collega half achteruit viel tegen de blauwe reling toen hij de deur opende.

De beroepscommissie is van oordeel dat de verklaring van de rapporteur, welke verklaring wordt ondersteund door de verklaring van diens collega, reeds voldoende grond vormt voor strafoplegging. De beslissing van de directeur kan naar het oordeel van de
beroepscommissie dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep ten aanzien van onderdeel a. zal dan ook ongegrond worden verklaard.

Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van onderdeel b. van het beklag kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep ten aanzien van onderdeel b. zal eveneens
ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 30 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven