Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0714/GA, 28 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:28-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/714/GA

betreft: [klager] datum: 28 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 februari 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Rotterdam, locatie De Schie,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 april 2013, gehouden in de p.i. Rotterdam, locatie De Schie, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde p.i., gehoord.
Klagers raadsvrouw, mr. H.M.S. Cremers heeft schriftelijk laten weten dat zij en klager verhinderd zijn ter zitting verschijnen. Wel heeft de raadsvrouw een nadere toelichting gestuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van 14 dagen afzondering in een afzonderingscel omdat bij klager een spafles half gevuld met sterke drank is aangetroffen en klager geen mededeling wilde doen over de herkomst ervan.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is het er niet mee eens dat hij niet is opgeroepen te verschijnen voor de beklagcommissie. Allerlei stellingen zijn niet met stukken aangetoond.
Door de opgelegde ordemaatregel gevolgd door overplaatsing is klagers traject van resocialisatie en re-integratie gestagneerd.
In de nadere toelichting wordt namens klager aangevoerd dat klager ontkent te hebben medegedeeld dat hij wist dat er wodka in de gevonden spafles zat en aan wie deze fles toebehoorde. Onvoldoende is komen vast te staan dat de fles met alcohol van
klager
afkomstig was. Als het hem al te verwijten zou zijn dat hij de fles met alcohol in zijn bezit had, dan is de opgelegde maatregel disproportioneel.
Het lijkt tegenstrijdig dat een onderzoek zo lang duurt als anderzijds bekend zou zijn van wie de fles met inhoud afkomstig was. Gebruikelijk is bij het aantreffen een disciplinaire straf van meestal vijf dagen op te leggen.

De plaatsvervangend vestigingsdirecteur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er werd bij klager een fles met een sterk naar alcohol ruikende vloeistof aangetroffen. Klager wilde niet aangeven wat de herkomst ervan was. Later gaf klager aan dat de fles van een medegedetineerde afkomstig was. De maatregel is opgelegd teneinde uit
te zoeken of er sprake was van alcohol. Vanwege de bekentenis van klager is dat onderzoek niet meer opgestart. Op 11 juli 2012 is klager overgeplaatst op verzoek van de locatie De Schie. Klager had namelijk eerder al rapport gehad wegens het op cel
hebben van alcohol. De hoogte van de maatregel hing samen met het eerdere alcoholbezit en het verzoek tot overplaatsing.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat aan klager, gelet op het vermoeden van het bezit van alcohol, de eerdergenoemde maatregel mocht worden opgelegd, teneinde de vloeistof te onderzoeken en de
herkomst ervan vast te stellen. Op het moment evenwel dat klager toegaf dat er alcohol in de fles zat en aangaf wat de herkomst ervan was, was dat nader onderzoek niet meer nodig en ontviel daarmee de grond aan de opgelegde maatregel.
Dat klager, in afwachting van de beslissing van de selectiefunctionaris op het verzoek van de locatie De Schie, vanwege eerder bezit van alcohol, om die reden in afzondering werd gehouden is op zich legitiem.
Hiervoor had echter wel een nieuwe maatregel met deze grondslag opgelegd dienen te worden. Nu dit niet is gebeurd zal het beroep, voor zover betrekking hebbend op de maatregel ingaande op de dag dat de maatregel had moeten worden omgezet in een
maatregel in afwachting van overplaatsing opgelegd tot het moment van overplaatsing, te weten 11 juli 2012, om die reden gegrond dienen te worden verklaard.
Klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van de opgelegde maatregel gedurende de eerste twee dagen en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de overige 10 dagen gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag ten aanzien van dat onderdeel alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 35,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 28 mei 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven