Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1220/SGA, 18 april 2013, schorsing
Uitspraakdatum:18-04-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/1220/SGA

Betreft: [klager] datum: 18 april 2013

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie De Schie te Rotterdam.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 16 april 2013, inhoudende de ontzegging van de toegang tot de
inrichting voor een met name genoemde bezoekster, voor de duur van drie maanden, ingaande op 16 april 2013 om 10.30 uur en eindigend op 16 juli 2013 om 1030 uur, wegens de invoer van drugs. Met de bepaling dat verzoeker zijn bezoekster op de hoogte
dient te brengen van deze ontzegging van de toegang.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 16 april 2013 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 17 april 2013.

1. De beoordeling
Ten aanzien van de beslissing om een bezoekster de toegang tot de inrichting te ontzeggen:
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit het bij de inlichtingen van de directeur gevoegde verslag van 15 april 2013 wordt naar het voorlopig oordeel van de voorzitter voldoende
aannemelijk dat in de door die bezoekster in de inrichting afgegeven invoer voor verzoeker contrabande (cannabis) is aangetroffen. Gelet daarop kon de directeur in redelijkheid tot deze beslissing komen. Het verzoek zal daarom in zoverre worden
afgewezen.

Ten aanzien van de bepaling dat verzoeker zijn bezoekster van de onderhavige beslissing op de hoogte dient te stellen:
De directeur heeft een bezoekster van de inrichting de toegang tot de inrichting ontzegd voor de duur van drie maanden. Nu dit een beslissing van de directeur ten aanzien van die bezoekster is, is het aan de directeur om die bezoekster van zijn
beslissing op de hoogte te stellen. Daartoe kan verzoeker niet worden verplicht. Het verzoek komt daarom voor toewijzing in aanmerking en de tenuitvoerlegging van dit onderdeel van de bestreden beslissing zal worden geschorst.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af ten aanzien van de ontzegging van de toegang tot de inrichting.
Hij wijst het verzoek toe ten aanzien van de in die beslissing opgenomen verplichting voor klager om zijn bezoekster op de hoogte te stellen van die ontzegging en schorst de tenuitvoerlegging daarvan met onmiddellijke ingang tot het moment dat de
beklagcommissie op het beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 18 april 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven