Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1460/GV, 23 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:23-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1460/GV

betreft: [klager] datum: 23 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.G.J. Knoops, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 april 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.
Het advies van de advocaat-generaal is integraal overgenomen. De advocaat-generaal heeft in zijn advies letterlijk erkend “dat de aard van de ziekte bepaald ernstig is te noemen...” en “dat het herstel na de operatie zijn tijd en benodigde zorg nodig
heeft is wel duidelijk...”. In redelijkheid kon het standpunt van de advocaat-generaal (ten aanzien van leedtoevoeging aan nabestaanden) niet overgenomen worden. De maatschappelijke beroering is niet concreet aanwezig en berust slechts op een aanname,
terwijl de aard van de ziekte en de duur van het herstel wel concreet zijn aangetoond. Bovendien is de gestelde maatschappelijk onrust vergezocht, nu klager reeds een bruto straf van 17 jaar heeft ondergaan. Klagers individuele (medische) situatie is
door en in detentie de laatste jaren ernstig verslechterd. Recente deskundigenrapportages indiceren dat klager detentieongeschikt is te achten. Opgemerkt wordt dat de maatschappelijke onrust in andere strafzaken, waarin een lagere straf werd opgelegd,
vele malen groter is geweest. Het is onzorgvuldig dat zonder medische onderbouwing is gesteld dat revalidatie thuis niet strikt noodzakelijk is. Zonder navraag bij de medisch adviseur van het Ministerie is er kennelijk vanuit gegaan dat de medisch
adviseur revalidatie binnen een p.i. niet heeft betrokken bij zijn afweging. De grondslag voor het verzoek vormen de rapporten van de door de advocaat ingeschakelde medisch adviseur drs. L. en de forensisch psychologe. Deze rapporten zijn ook naar het
Openbaar Ministerie verzonden met het verzoek om de straf van klager voor onbepaalde tijd op te schorten. Omdat het Openbaar Ministerie niet op korte termijn kon beslissen, is er in samenspraak en overleg met de p.i. Arnhem voor gekozen om
strafonderbreking te vragen. Inhoudelijk wordt verwezen naar voornoemde rapporten. De medisch adviseur van het Ministerie heeft deze rapporten eveneens bestudeerd en betrokken in diens advies. De medisch adviseur heeft positief geadviseerd omtrent het
verzoek tot strafonderbreking en kennelijk bestaat er noodzakelijkheid voor revalidatie thuis. De advocaat-generaal had ook de beschikking over deze rapporten en diens conclusie dat “een revalidatie thuis niet strikt noodzakelijk is”, is
onbegrijpelijk.
Verzocht wordt de bestreden beslissing te vernietigen en klager strafonderbreking toe te kennen voor de duur van drie maanden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft via de directeur verzocht om strafonderbreking in verband met het herstel van een zware operatie waarbij de blaas is verwijderd en klager een stoma heeft gekregen. In eerste instantie is het advies van de medisch adviseur niet meegestuurd.
Vervolgens heeft dit advies de zienswijze van de Staatssecretaris niet veranderd. De medisch adviseur adviseert slechts om strafonderbreking te verlenen, maar er is geen uitspraak gedaan over detentieongeschiktheid. Het is onduidelijk of de medisch
adviseur de opgelegde straf van 20 jaar en de einddatum van de detentie heeft meegewogen. Inmiddels is klager uit het ziekenhuis ontslagen en teruggekeerd naar de p.i. Arnhem. Hier wordt klager met de nodige professionele zorg door medisch personeel
omgeven. Er is dagelijks medisch geschoold personeel dat de begeleiding en verzorging van klager op zich neemt. Het is niet duidelijk waarom het revalideren in een thuissituatie beter zou zijn, anders dan wenselijk. Het advies van de advocaat-generaal
is meegewogen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Arnhem heeft geadviseerd om strafonderbreking voor de duur van drie maanden toe te staan. Hierbij is aangegeven dat het multidisciplinair-overleg van mening is dat het voor klager beter zou zijn de operatie en het herstel
buiten
detentie te ondergaan.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem-Leeuwarden heeft aangegeven dat de medisch adviseur op geen enkele wijze is ingegaan op de (on)mogelijkheden om het herstel- en revalidatietraject binnen de instelling van DJI te kunnen verzorgen.
Dit
is namelijk mogelijk. Er is louter geadviseerd op medische gronden. Andere elementen spelen ook een rol, zoals maatschappelijke argumenten. De advocaat-generaal betwijfelt of nazorg en revalidatie vanuit een particuliere onbeveiligde situatie (klagers
vriendin) beter zou zijn. Het advies is negatief.
De medisch adviseur van het Ministerie adviseert strafonderbreking voor twee à drie maanden om de operatie te ondergaan en het revalidatietraject te volgen.
De politie heeft geen bezwaar tegen de komst van klager op het verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 20 jaar met aftrek, wegens – kort gezegd – moord. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 22 mei 2015.

Op grond van artikel 37 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze
redenen aan de voortzetting van detentie in de weg staan.

Uit het advies vrijheden van 22 april 2013 blijkt dat klager een zeer belastende ingreep heeft ondergaan. Zijn blaas is op 23 april 2013 operatief verwijderd. Klager heeft een stoma gekregen. Uit de rapporten van de door de advocaat ingeschakelde
deskundigen van 22 februari 2013 en 7 maart 2013 volgt dat klager als gevolg van zijn medische conditie veel lichamelijke, psychische en psychosomatische klachten heeft ondervonden. De directeur van de p.i. Arnhem, die de situatie van klager kent en
weet of binnen de inrichting voldoende medische en psychische zorg aanwezig is voor klager, heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlenen van strafonderbreking. De medisch adviseur van het Ministerie heeft op 19 april 2013 geadviseerd
strafonderbreking te verlenen. Gezien voornoemde adviezen oordeelt de beroepscommissie dat de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd is, nu niet duidelijk wordt waarom eraan getwijfeld wordt dat revalidatie thuis voor klager beter is dan in
detentie. In het dossier bevindt zich een verklaring van klagers partner van 11 maart 2013 waarin zij aangeeft dat er medische ondersteuning is geregeld voor klager. Het argument dat de nazorg in detentie beter is dan de nazorg thuis, kan daarom niet
overeind blijven. Andere argumenten voor de beslissing zijn door de Staatssecretaris niet gegeven. De beroepscommissie zal het beroep zal dan ook gegrond verklaren. De beslissing van de Staatssecretaris zal worden vernietigd en de Staatssecretaris zal
worden opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Gelet op de ernstige gezondheidstoestand van klager zal de Staatssecretaris hiervoor een kortere termijn dan gewoonlijk, te weten één week, worden gegund. De
beroepscommissie ziet gelet hierop geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van één week na ontvangst van deze uitspraak. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 23 mei 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven