Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3075/GA, 22 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:22-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3075/GA

betreft: [klager] datum: 22 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 september 2012 van de beklagcommissie bij het PPC locatie Maastricht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 februari 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, is klager gehoord. Van dat horen is verslag opgemaakt, welk verslag aan klager, zijn raadsman en de directeur ter kennisneming is
toegezonden.
De directeur van het PPC locatie Maastricht is eerder, ter zitting van 13 december 2012 door de beroepscommissie gehoord, van welk horen verslag is opgemaakt, welk verslag aan klager, zijn raadsman en de directeur, ter kennisneming is toegezonden.
Klagers raadsman, mr. K.D. Regter, heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. De raadsman is in de gelegenheid gesteld het beroep nader schriftelijk toe te lichten en om te reageren op de verslagen van horen van 13
december 2012 en 1 februari 2013.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het niet mogen deelnemen aan de gezamenlijke maaltijd;
b. het niet in de gelegenheid worden gesteld deel te nemen aan het gezamenlijk koken en eten;
c. het vastpakken bij de controle van de medicatie;
d. het ontbreken van een schaamschot in de verblijfsruimte.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond ten aanzien van de onderdelen a, b en c ongegrond verklaard en klager niet ontvankelijk verklaard ten aanzien van onderdeel d, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en van de directeur:
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Met klager was afgesproken dat hij, als het nodig zou zijn, medicatie kreeg aangeboden in zijn eigen verblijfsruimte en dat daar ook de controle plaats
zou vinden. Klager wilde niet dat dit ten overstaan van andere gedetineerden gebeurde. Toen klager zijn medicatie kwam ophalen bij de personeelskamer, is hij door een medewerker aan zijn arm getrokken nadat hem de medicatie was uitgereikt. Klager
verbleef op de afdeling Cobra 2. De afdeling Cobra 2 van het PPC Maastricht is geen inkomstenafdeling. In klagers verblijfsruimte (C2-07) was, toen hij daar verbleef, geen schaamschot aanwezig. Klager heeft tussen de zes en de acht weken in die
verblijfsruimte verbleven. Klager wil graag een tegemoetkoming voor dat feit. Omdat klager niet mee deed aan het afdelingscorvee, werd hij verplicht om zijn maaltijden op cel te gebruiken. Het was een afdelingsregel dat de bewoners die niet deelnamen
aan de corvee hun maaltijden op de cel verstrekt kregen. Klager kreeg corvee opgedragen maar die werkzaamheden kon hij niet verrichten omdat hij bezig was met het klachtendossier over de Telio-zaak. Klager heeft daardoor minder dagprogramma aangeboden
gekregen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verbleef op de behandelafdeling Cobra. Op die afdeling zijn wel schaamschotten aanwezig. Op de crisisafdeling Amun 1 – dit is ook de inkomstenafdeling – zijn geen schaamschotten aanwezig in verband met de veiligheid. Klager heeft een korte tijd
op Amun 1 verbleven. Op de afdeling wordt in het weekend zoveel mogelijk zelf gekookt. Er wordt altijd gevraagd wie er meekookt op een dag. Als een gedetineerde wil koken, wordt ook gevraagd of die gedetineerde dan meedoet met de corvee. De
activiteiten
koken en corvee horen bij elkaar. Op de bewuste dag wilde klager wel koken, maar niet meedoen aan corvee. Dit is niet volgens de spelregels en daarom mocht klager niet koken. Overigens heeft klager wel een maaltijd gekregen. Er wordt consequent
gecontroleerd op medicatie-inname. Het is de bedoeling om de medicatie ter plekke in te nemen met flink wat water. Er is navraag gedaan bij de betreffende bewaarder. Klager is inderdaad bij zijn arm vastgepakt omdat hij na ontvangst van zijn medicatie
wegliep. Na de medicatie-inname is klager weggegaan. Er was geen sprake van grof geweld.

Naar aanleiding van vragen van de beroepscommissie heeft de directeur bij reactie van 4 februari 2013 schriftelijk nog het volgende naar voren gebracht.
De afdeling Cobra 2 van het PPC locatie Maastricht is een behandelafdeling en geen inkomstenafdeling. Klager heeft op die afdeling verbleven in kamer C2-04. in die kamer is een aparte ruimte met een toilet en douche. Het is niet mogelijk om via het
kijkgaatje of het schaftluik deze ruimte in te kijken. Om in de toiletruimte te kunnen kijken dient men zich in de verblijfsruimte te bevinden. Om die reden is een schaamschot overbodig.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van de onderdelen a, b en c kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve
in zoverre ongegrond worden verklaard.

De beroepscommissie kan zich niet verenigen met de niet-ontvankelijkverklaring van klager in zijn beklag ten aanzien van onderdeel d. Voldoende kenbaar is immers waarop de klacht ziet, te weten het ontbreken van een schaamschot in de verblijfsruimte
terwijl klager verbleef op de afdeling Cobra 2. De uitspraak van de beklagcommissie zal daarom worden vernietigd en klager zal alsnog ontvankelijk worden verklaard in dat beklag.

Ten aanzien van dat beklag geldt het volgende. Artikel 8 van de Regeling eisen verblijfsruimte (van 24 december 1998, nr. 736621/98/DJI, Stcrt 250, zoals laatstelijk gewijzigd bij Regeling van 6 september 2004, nr. 5307895/04/DJI, Stcrt 2004, 175)
luidt:
“-1. De verblijfsruimte is voorzien van een toilet en een wasgelegenheid, die zodanig kunnen worden afgeschermd dat de privacy van de gedetineerde voldoende is gewaarborgd.
-2. (...)”
Uit de inlichtingen van de directeur wordt voldoende aannemelijk dat klagers privacy bij het gebruik van het toilet en de wasgelegenheid voldoende is gewaarborgd. Weliswaar is er geen schaamschot aanwezig maar dat is, nu aannemelijk is dat er geen
zicht
is op het toilet en/of de douche van buiten de verblijfsruimte, in dit geval ook niet noodzakelijk. Het beklag van klager zal daarom alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen a, b en c van het beklag ongegrond en bevestigt de in zoverre uitspraak van de beklagcommissie.
Zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van onderdeel d van het beklag, verklaart klager in zoverre alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, J.M.L. Pattijn, MSM en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven