Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0754/GV, 2 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:02-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/754/GV

betreft: [klager] datum: 2 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. Kemper, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 februari 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.
Het bevreemdt klager dat de inrichting negatief heeft geadviseerd. Voor zover bekend heeft het multidisciplinair-overleg (m.d.o.) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Grave, waar klager destijds verbleef, juist positief geadviseerd ten aanzien van
de verlofaanvraag voor dertig uur. Eerst nadat de vrijhedencommissie het een en ander had besproken met het b.s.d, zou dat advies omgezet zijn in een negatief advies. Dit leidt klager af uit de bestreden beslissing. Wat hier precies de reden van is
geweest, is klager onbekend. Voor zover de wijziging gebaseerd is op de informatie van de reclassering, wijst klager erop dat de rapportage van de reclassering ruim een jaar oud is. Opgemerkt wordt dat klager zijn verzoek heeft ingediend op 20 december
2012 en niet op 20 februari 2013. Inmiddels is er uitspraak gedaan in hoger beroep en klager is vrijgesproken van het voor handen hebben van wapens en munitie alsook voor het gebruik van een wapen bij een diefstal met geweld. De verlofaanvraag is
kennelijk ook afgewezen op advies van het mbo (de beroepscommissie leest m.d.o.), welk advies niet bij de stukken zit. Verzocht wordt de bestreden beslissing te vernietigen en klager alsnog een verlof toe te kennen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op basis van het negatieve advies van de inrichting is besloten klager niet in aanmerking te laten komen voor algemeen verlof. De reclassering heeft bevonden dat sprake is van een hoog recidiverisico en dat sprake is van een grote kans op het
onttrekken
aan de gestelde voorwaarden. De reclassering adviseert geen gedragsveranderende interventies, omdat eerder uitgevoerde trajecten en interventies de recidive niet heeft verminderd.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Grave heeft geadviseerd om klager geen verlof te verlenen.
De reclassering heeft op 23 februari 2012 advies uitgebracht voor de rechtszitting. In dat advies staat dat klager meerdere keren de reclasseringsvoorwaarden heeft overtreden en de afspraken niet is nagekomen.
De advocaat-generaal heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening, maar dat het wenselijk is om een gebiedsverbod op te leggen voor de plaats [...].
De politie heeft geen bezwaar.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaren met aftrek, wegens – kort gezegd – diefstal met geweldpleging. De fictieve einddatum van de detentie valt op of omstreeks 20 december 2013. Aansluitend dient hij gevangenisstraf voor de duur van drie
maanden te ondergaan, vanwege een eerdere strafoplegging.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.

De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds
het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf.

Uit het selectieadvies volgt dat klager tijdens zijn huidige detentie negen rapporten aangezegd heeft gekregen. Hiervoor heeft klager waarschuwingen en disciplinaire straffen opgelegd gekregen. Voorts blijkt uit het reclasseringsadvies dat klager zich
bij eerdere detenties niet heeft gehouden aan de voorwaarden c.q. afspraken. Gezien het vorenstaande in combinatie met klagers fictieve v.i.-datum oordeelt de beroepscommissie dat het belang van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde
vrijheidsstraf zwaarder dient te wegen dan het belang van een goede en tijdige terugkeer in de samenleving. De beroepscommissie overweegt daarom dat een afwijzing van klagers verlofaanvraag bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet
op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 2 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven