Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0518/TA, 22 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:22-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/518/TA

betreft: [klager] datum: 22 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 februari 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft a. separatie op 4 oktober 2012, b. afdelingsarrest op 6 oktober 2012 en c. afdelingsarrest op 10 oktober 2012.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Hij vindt het opmerkelijk dat de beklagrechter het accent alleen op de juridische kant heeft gelegd en niet tevens op de morele kant, en niet inhoudelijk op de klachten is ingegaan. Hij verwijst naar de schriftelijke toelichting op zijn klachten van 23
november 2012. Verder heeft hij ter onderbouwing van zijn verhaal actuele punten aangevoerd betreffende de interne verhuizing, het niet meer mogen deelnemen aan het internetcafé, bejegening door sociotherapeut N. en zijn bijdrage aan het sociaal
cultureel werk in de inrichting. Na de behandeling van zijn klachten bij de beklagrechter blijft er te veel mis gaan in de afstemming van zijn behandeling, waardoor hij wordt gedwongen tot een procedure bij de tuchtrechter tegen de werkbegeleider P. en
zijn behandelcoördinator J.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep verwezen naar het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt. Verder is nog gemeld dat de twee betrokken sociotherapeuten klager hun excuses hebben aangeboden met betrekking tot de onrechtmatige
separatie van 4 oktober 2012. Verdere tegemoetkoming acht de inrichting niet aan de orde.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing op de in de beklagprocedure aan de orde zijn klachten leiden dan die van de beklagrechter. Hierbij is in aanmerking genomen dat in geval sprake
is van niet-ontvankelijkheid niet aan een inhoudelijke of morele beoordeling van de klachten kan worden toegekomen.
Verder overweegt de beroepscommissie ten overvloede dat zij noch de beklagrechter bevoegd is te treden in het standpunt van een inrichting over de door haar voorgestane wijze van behandelen en over de vraag op welke behandelafdeling die behandeling
volgens haar zou moeten plaatsvinden.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 22 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven