Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0704/TA, 17 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:17-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/704/TA

betreft: [klager] datum: 17 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 februari 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC 2Landen te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 april 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.J.G. Tijhuis, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...].

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde:
a. inbeslagname van klagers dossier, waaronder correspondentie met de advocaat, rapportages NIFP, uitspraken, RSJ-zaken en andere gerechtelijke en juridische stukken (FPC2012/72);
b. inbeslagname van een monitor (/75);
c. kamercontrole zonder aankondiging en zonder vereiste formulieren (/76);
d. inbeslagname van een speciale stoel (/78):
e. inbeslagname van kleding (/79);
f. inbeslagname van blikjes vis (/80);
g. inbeslagname van dvd’s en cd’s (/81);
h. inbeslagname van hulpmiddelen voor gehandicapten (/82);
i. inbeslagname van post van advocaat en rechtbank (/83);
j. inbeslagname van verzorgingsartikelen (zeep, zalf en strepsils) (/84);
k. weigering om een doos met papieren te mogen nakijken (/94).

De beklagrechter heeft het beklag onder a tot en met j ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder k op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De kamerinspectie heeft plaatsgevonden naar aanleiding van vermist statiegeld. Het was van tevoren niet bekend dat klagers kamer vies was en vol stond met spullen. De goederen die van klagers kamer zijn verwijderd betroffen geen verboden voorwerpen. De
inrichting heeft toestemming gegeven om deze goederen op kamer te houden.
Klager heeft het recht om zijn dossier en de rapporten van het NIFP op zijn kamer te houden. Klager moet zich kunnen voorbereiden op een verlengingszitting. Het wordt klager tegengeworpen dat hij niet meehelpt om spullen uit te zoeken. Als hij dan wel
papieren wil uitzoeken wordt dat geweigerd door de inrichting en wordt de klager niet-ontvankelijk verklaard door de beklagrechter.
Het weghalen van zijn spullen heeft niets te maken met brandveiligheid, hygiëne en controleerbaarheid. Klager heeft meerdere lichamelijke aandoeningen en hij heeft medische hulpmiddelen nodig. Zonder deze middelen heeft klager geen kwaliteit van
leven. Deze medische hulpmiddelen heeft klager zelf aangeschaft en betaald. De spullen zijn zonder overleg met klager weggehaald. Met de inrichting is geen overleg mogelijk.
Namens klager wordt aangevoerd dat in de uitspraak is vastgesteld dat een deel van de spullen van klager weg moet. Het is niet de bedoeling dat deze goederen in de inrichting worden opgeslagen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Aanleiding voor de kamercontrole was een geval van fraude met statiegeld op de afdeling; klager wilde niet meewerken aan teruggave van dat geld.
Willekeurige kamercontroles dienen ongeveer 30 minuten in beslag nemen. Het is niet gelukt om klagers kamer binnen die tijd te inspecteren. Daarom is besloten klagers spullen uit de kamer te halen en de kamer schoon te maken. Aangezien het registreren
van klagers goederen te veel tijd kostte zijn er foto’s van de goederen gemaakt en zijn de overtollige spullen in dozen opgeslagen. Deze dozen zijn verzegeld en het is de bedoeling dat klager de spullen gaat uitzoeken. De inrichting heeft klager
meermalen aangeboden te helpen bij het uitzoeken van de spullen, maar klager wilde daaraan geen medewerking verlenen. Klager heeft te veel spullen en hij moet kiezen welke spullen hij op zijn kamer wil hebben. Op klagers naam is een opslagruimte
gehuurd
bij Allsafe en daar kan een aantal dozen met goederen worden geplaatst. Klager kan op zijn kamer twee dozen met spullen houden. Op klagers kamer stonden twee stoelen en een daarvan is weggehaald. Dit zal met klager zijn besproken. De blikjes vis zijn
vernietigd, omdat ze waren geopend en aan bederf onderhevig.

3. De beoordeling
Gelet op de ter zitting door het hoofd van de inrichting gegeven toelichting acht de beroepscommissie het aannemelijk dat de orde en veiligheid in de inrichting, zoals bedoeld in artikel 44, derde lid, Bvt, zich ertegen verzet dat klager al zijn
persoonlijke goederen op zijn kamer mag hebben. In artikel 4.2.3 van de huisregels van de inrichting is bepaald dat voorwaarde voor uitbreiding met persoonlijke goederen is dat de indeling van de kamer of de aard en omvang van de inventaris geen gevaar
opleveren, voor zover hier van belang, voor de algemene veiligheid van personen en goederen en geen gevaar opleveren voor de handhaving van de orde of de veiligheid in de kliniek. In artikel 4.2.6 is bepaald dat de patiënt ervoor dient te zorgen dat
zijn kamer toegankelijk, begaanbaar en controleerbaar is en voldoet aan de algemeen geldende hygiënische normen. De aanwezigheid van eigen goederen op de kamer kan derhalve beperkt worden tot een maximum aantal. Het door de inrichting gestelde maximum
is niet onredelijk.
Gebleken is dat klager niet meewerkt aan de door de inrichting geboden hulp bij het uitzoeken van zijn eigendommen en papieren.
Ter zitting is door de inrichting gesteld dat de blikjes vis waren geopend, hetgeen door klager niet is weersproken. De beroepscommissie is van oordeel dat de vernietiging van bederfelijke etenswaren om hygiënische redenen redelijk is.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan derhalve naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter.
Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr.drs. L.C. Mulder en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 17 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven