Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1544/SJA, 16 mei 2013, schorsing
Uitspraakdatum:16-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 13/1544/SJA

Betreft : [klager] datum: 16 mei 2013

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen(Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. A.A.
Bloemberg,
namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Hunnerberg te Nijmegen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 71, eerste lid, Bjj, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 7 mei 2013, inhoudende het niet inplannen van verlof.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 13 mei 2013 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van voormelde inrichting van 15 mei 2013.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft het verzoek als volgt toegelicht.
Eerder is al beklag ingediend tegen de beslissing verzoekers verlof van 4 mei 2013 in te trekken op de grond dat hij tijdens zijn verlof van 1 mei 2013 zonder overleg een telefoonabonnement heeft afgesloten. Op 7 mei 2013 is verzoeker mondeling
meegedeeld dat de directeur het onbegeleid verlof van verzoeker voorlopig helemaal heeft bevroren. Hieraan liggen geen gegronde en rechtmatige redenen ten grondslag. Er is geen sprake van onttrekking noch van het plegen van een delict of van een andere
omstandigheid die dusdanig is dat niet volstaan kan worden met intrekking van enkel het op 4 mei 2013 geplande verlof. Door de beslissing van 7 mei 2013 zal verzoeker buitenproportionele vertraging oplopen in zijn resocialisatietraject, te meer nu
vermoedelijk eind juni 2013 een pij-verlengingszitting zal worden gehouden. Ook dient gewaakt te worden voor oneigenlijk gebruik van middelen zoals het intrekken en bevriezen van verloven als de jongere naar de mening van de inrichting niet aan haar
kennelijke verwachtingen voldoet.
Verder heeft de inrichting gemeld dat verlof weer doorgang kan vinden als verzoeker inzage in zijn financiën geeft. Verzoeker is daartoe bereid, maar omdat hij nog niet beschikt over recente bankafschriften - die bij zijn moeder binnenkomen - wordt de
bevriezing van het verlof gehandhaafd, louter om inzage in verzoekers financiën af te dwingen. De inrichting weigert met verzoekers raadsvrouw in gesprek te gaan teneinde naar een praktiche oplossing te zoeken.
Verzocht wordt de bestreden beslissing te schorsen totdat de beklagcommissie op het klaagschrift heeft beslist om te voorkomen dat het resocialisatietraject van verzoeker onherstelbare vertraging zal oplopen.

De directeur heeft in zijn schriftelijke inlichtingen het volgende aangevoerd.
Op 4 mei 2013 is een gepland verlof ingetrokken, omdat verzoeker zich niet aan zijn verlofplan heeft gehouden, verzoeker boos was over de reactie van zijn begeleiders op zijn aankoop en verzoeker geen inzage wilde geven in zijn budgettaire
mogelijkheden. Vervolgens is niet besloten het verlof te bevriezen, maar geen nieuw verlof te plannen vanwege de onveranderde houding van verzoeker op genoemde punten.
Tot mei 2013 heeft verzoeker gezegd dat hij financieel afhankelijk was van zijn moeder en het zakgeld van de inrichting. Om die reden ontving verzoeker vanwege zijn beperkte budget maandelijks een bijdrage van de inrichting om gedurende zijn verblijf
in
de inrichting kleding te kunnen kopen. Door verzoekers weigering inzage in zijn financiële mogelijkheden te geven, kan de inrichting niet inschatten of verzoeker mogelijk schulden aangaat en/of geld ontvangt van ‘vrienden’ die wellicht iets terug
verwachten waardoor hij zich gedwongen zou kunnen voelen om deel te namen aan activiteiten die voor hem juist een risico vormen. Ook verzoekers moeder mocht niet benaderd worden, waardoor de protectieve functie van moeder bij de risico inschatting van
verlof mogelijk in een ander perspectief komt te staan. Het is volgens de inrichting gerechtvaardigd en voor zijn behandeling noodzakelijk om in alle openheid naar verzoekers financiële mogelijkheden te vragen. Tot op heden geeft verzoeker geen
openheid. Als verzoeker openheid geeft, kan de inrichting inschatten in hoeverre er sprake is van toename van risico op nieuw delictgedrag. Verlof wordt niet gepland als het niet verantwoord wordt geacht. Een en ander is besproken met verzoeker, maar
dat wordt niet door verzoekers raadsvrouw genoemd. Dit geeft mogelijk aan dat verzoeker weinig zicht heeft op mogelijke risico’s en een verhoogde gevoeligheid voor bemoeienis met hem. Dit baart zorgen die weggenomen moeten worden, opdat de behandeling
en de daarbij in te zetten verloven weer opgepakt kunnen worden.

2. De beoordeling
Volgens artikel 65, eerste lid, onder g, Bjj kan beklag worden ingediend tegen de beslissing van de directeur tot beperking of intrekking van verlof.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft het niet inplannen van verlof over een langere periode wegens het (nog steeds) niet voldoen aan verlofvoorwaarden voor verzoeker hetzelfde effect als beperking of intrekking van verlof, zoals vermeld
in
artikel 65, eerste lid, onder g, Bjj. Een ander standpunt zou als gevolg hebben dat beslissingen, die naar hun onmiddellijke en praktische effect identiek zijn, voor het beklagrecht verschillend zouden moeten worden behandeld. Dit is naar het voorlopig
oordeel van de voorzitter onaanvaardbaar met het oog op de door de Bjj beoogde rechtsbescherming van de jeugdige. De voorzitter zal verzoeker daarom in het verzoek ontvangen, nu zijn verzoek betrekking heeft op de beslissing van de directeur van 7 mei
2013 tot beperking of intrekking van verlof.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het
oordeel van de voorzitter is dat niet het geval, mede gelet op de omstandigheid dat verzoeker zich niet aan de verlofvoorwaarden heeft gehouden en tot op heden geen inzage in zijn financiële mogelijkheden heeft gegeven, welke inzage noodzakelijk wordt
geacht om een reële inschatting te kunnen maken van een toename van risico op nieuw delictgedrag. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan uit de inlichtingen van de directeur worden afgeleid dat het geven van openheid daarover meer in houdt
dan het enkel kunnen overleggen van bankafschriften.
Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.C. Koens, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 16 mei 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven