Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0528/GA, 8 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:08-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/528/GA

betreft: [klager] datum: 8 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Arnhem-Zuid,

gericht tegen een uitspraak van 7 februari 2013 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 april 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Lelystad, is mr. M. ten Bosch, juridisch medewerker van de locatie Arnhem-Zuid, gehoord.
Klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie, wegens bedreiging van het personeel.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 25,= vastgesteld op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Inhoudelijk wordt verwezen naar het verslag en het rapport. Het is begrijpelijk dat er hoge eisen aan het personeel worden gesteld. De overweging van de beklagcommissie dat klager oprecht overkomt, is onbegrijpelijk. De beklagcommissie heeft het
personeel niet gehoord, terwijl de directeur meent dat het personeel ook oprecht is. Bij een spitactie worden er spullen verplaatst, maar er wordt niets opzettelijk vernield. Het is onduidelijk waarom het rapport niet is aangezegd. Misschien om verdere
escalatie te voorkomen. In ieder geval weet klager wel waarom er een disciplinaire straf is opgelegd.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Uit het opgemaakte verslag van 7 november 2012 dat heeft geleid tot de oplegging van de disciplinaire straf en uit de inlichtingen ter zitting is onvoldoende aannemelijk geworden dat het verslag van het incident op 7 november 2012 aan klager is
aangezegd. Nu de wet het aanzeggen van het verslag dwingend voorschrijft als voorwaarde voor het opleggen van een disciplinaire straf, is de bestreden beslissing genomen in strijd met het wettelijk voorschrift van artikel 50, eerste lid, van de Pbw.
Het
beklag is reeds om deze reden gegrond. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie daarom vernietigen en het beklag op formele gronden gegrond verklaren. Zij acht geen termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij
beslist als volgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart het beklag gegrond met verbetering van de gronden. De beroepscommissie kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 8 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven