Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0411/GM, 3 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:03-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/411/GM

betreft: [klager] datum: 3 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 4 februari 2013 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 15 maart 2013, gehouden in de locatie Roermond.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Klagers raadsman is niet verschenen. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Ter Apel heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting
te
verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 20 december 2012, betreft het (dagelijks) pas om 12.00 uur verstrekken van methadon, terwijl klager dit om 08.00 uur verstrekt zou moeten krijgen.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt – schriftelijk – toegelicht.
Klager heeft in de ochtend medische klachten en vermoedt dat de (late) verstrekking van de methadon daarvan de oorzaak kan zijn. Eerdere verstrekking kan deze klachten vermoedelijk verhelpen of verminderen. Klager heeft al op 5 juli 2012 verzocht om de
methadon dagelijks om 08.00 uur verstrekt te krijgen. Dat verzoek heeft hij op 12 november 2012 herhaald. Beide verzoeken zijn door de medische dienst afgewezen. Ook het gesprek met het hoofd van de medische dienst leidde niet tot andere verstrekking.
Klager tracht al langere tijd een oplossing te zoeken voor de klachten die hij in de ochtend ervaart. Waar de medisch adviseur wijst op mogelijke fouten bij de verstrekking, is dat oordeel niet door de medisch adviseur onderbouwd. Anders dan de medisch
adviseur opmerkt, is klager van mening dat de werkingsduur individueel zou moeten worden ingeschat en daarom kan het algemene oordeel, dat de werkingsduur van methadon minimaal 22 uur na de inname is, in klagers geval niet leiden tot een afwijzing.

De inrichtingsarts zijn standpunt – schriftelijk nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Om fouten bij het uitdelen van methadon te voorkomen, is gekozen voor het middaguur als uitdeelmoment. ’s Morgens is het na uitsluiten van gedetineerden vaak een wat drukke situatie, waardoor gemakkelijk fouten in de zin van verwisseling kunnen
voorkomen. Ook de nieuwe inkomsten zijn rond het middaguur allemaal gezien en kunnen, eventueel na overleg, hun juiste dosering krijgen. Medisch technisch gezien is er geen reden om naar toediening in de ochtend te gaan. Bij regelmatige inname van
methadon is er een dermate stabiele spiegel, dat zelfs een dag overslaan, zoals vaker gebeurt op het politiebureau, nauwelijks echt negatieve invloed heeft op de bloedspiegel. De medisch adviseur is daar in zijn bemiddelingsverslag heel duidelijk over.
Klager is bezig met een behandeling van Hepatitis C; het netto resultaat van deze behandeling op de spiegel van methadon is verhogend. Er is volgens de inrichtingsarts geen reden om tot een andere uitdeeltijd over te gaan.

3. De beoordeling
Uit hetgeen in beroep naar voren is gebracht wordt onvoldoende aannemelijk dat klagers methadonspiegel door het – ten opzichte van klagers eerdere methadonverstrekkingspatroon – afwijkende verstrekkingspatroon zodanig wordt beïnvloed, dat dit tot het
oordeel zou moeten leiden dat daarbij sprake is van een onzorgvuldige behandeling (van klager verslaving). Zo klager al een belang zou kunnen hebben bij een eerdere verstrekking, is dat belang – naar het oordeel van de beroepscommissie – onvoldoende
zwaarwegend om op te wegen tegen het belang van een goed gecontroleerde verstrekking van methadon in de inrichting. De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, daarom van oordeel dat het handelen van de
inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings - Döhrn, voorzitter, dr. W.J. Schudel en drs. J.A.H.M.C. Schoenmaeckers,, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven