Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3851/GA, 25 april 2013, beroep
Uitspraakdatum:25-04-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3851/GA

betreft: [klager] datum: 25 april 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.M.S. Bal, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 november 2012 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 maart 2013, gehouden in de p.i. Hoogeveen, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. L.E. Toet, kantoorgenoot van klagers raadsvrouw, en [...], vestigingsdirecteur en [...], stagiaire bij de
locatie Norgerhaven.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, wegens het uiten van doodsbedreigingen jegens een medegedetineerde.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Uit het rapport blijkt dat gedetineerde P. moest worden tegengehouden en dat onderbouwt klagers stelling dat hij door P. werd aangevallen. De raadsvrouw verwijst naar een brief van [...], Gz-psycholoog Norgerhaven, die naar de inrichting is gezonden.
In
deze brief worden klagers psychische klachten uiteengezet Zij zal deze brief naar de RSJ toesturen. Klager is het er niet mee eens dat P. slechts een straf van 3 dagen heeft gekregen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beschikking is op tijd aan klager uitgereikt. Tijdens het horen voorafgaande aan de oplegging van de disciplinaire straf was klager nog heel erg boos. Klager vertoonde sterk afwijkend gedrag en hem is daarom zeven dagen strafcel opgelegd. De
directeur voert aan dat hij niet eerst het medisch dossier raadpleegt voordat hij een gedetineerde gaat horen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van de vraag of het besluit waarover wordt geklaagd onredelijk of onbillijk is sluit de beroepscommissie zich aan bij de overwegingen van de beklagcommissie. Weliswaar heeft klager ontkend dat hij een snijbeweging heeft gemaakt, maar uit de
rapportages blijkt dat klager heeft toegegeven dat hij gezegd heeft dat de medegedetineerden hem los moesten laten en hij zijn medegedetineerde kapot zou maken. Een dergelijke uitlating is in strijd met de orde en veiligheid in de inrichting, als
bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw, ook al beweert klager dat de medegedetineerde dit zelf uitgelokt zou hebben, hetgeen gezien de feiten en omstandigheden niet onomstotelijk kan worden aangenomen. Derhalve kon de directeur in redelijkheid
beslissen om klager een disciplinaire straf op te leggen. De beroepscommissie ziet, gelet op de aangevoerde feiten en omstandigheden, geen aanleiding voor de conclusie dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel nu de medegedetineerde P.,
waarmee klager ruzie had, een lagere disciplinaire straf heeft gekregen.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten,
voorzitter, mr. U.P. Burke en mr. G.M. Mohanlal, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 25 april 2013

secretaris voorzitter

Naar boven