Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0845/GB, 17 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:17-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 02/845/GB

Betreft: [klager] datum: 17 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 23 april 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1965], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 maart 2002 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing overplaatsing naar de unit 2 van de locatie De IJssel van de penitentiaire inrichtingen Rijnmond te Krimpen aan den IJssel afgewezen. Klager heeft tegen deze beslissingbezwaar ingesteld op 25 maart 2002, welk bezwaar op 4 april 2002 door de selectiefunctionaris ongegrond is verklaard.

2. Ontvankelijkheid
Artikel 18 lid 1 van de Pbw bepaalt dat een gedetineerde het recht heeft bij de selectiefunctionaris een met redenen omkleed verzoekschrift in te dienen, strekkende tot onder meer overplaatsing naar een bepaalde inrichting ofafdeling. Op grond van artikel 71 lid 1 van de Pbw staat tegen een afwijzende beslissing van de selectiefunctionaris op dit verzoek direct beroep open bij de beroepscommissie. In het onderhavige geval heeft de selectiefunctionarisin zijn afwijzende beslissing d.d. 21 maart 2002 ten onrechte aangegeven dat klager het recht heeft een met redenen omkleed bezwaarschrift in te dienen. Het door klager ingediende bezwaarschrift is op 4 april 2002 door deselectiefunctionaris afgewezen, waarna klager dit onderhavig beroep heeft ingediend.
De beroepscommissie is van mening dat deze onjuiste rechtsgang klager niet aangerekend kan worden. Zij zal klager daarom in zijn beroep ontvangen.

3. De feiten
3.1. Klager is sedert 14 juni 2000 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring te Haarlem. Op 18 januari 2002 is hij geplaatst in de gevangenis Esserheem, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 19 december 2001. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 23 april 2004.

4. De standpunten
4.1. Door klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar unit 2 van de locatie De IJssel voornoemd als volgt toegelicht.
In Veenhuizen blijft klager verstoken van bezoek van zijn kinderen – van respectievelijk twaalf en vier jaar oud – die in Amsterdam bij hun moeder wonen, van zijn vriendin die in Rotterdam woont en moet rondkomen van eenbijstandsuitkering en van zijn moeder, die in Amsterdam woont en gezondheidsproblemen heeft. Voor deze bezoekers vormen de reisafstand en de reiskosten een onoverkomelijk probleem. Klager heeft zijn kinderen al negen maanden niet opbezoek gehad en zijn vriendin heeft hem in Veenhuizen slechts een maal bezocht. Gedurende zijn detentie heeft klager zijn moeder nog niet ontmoet. Klager heeft wel telefonisch contact met zijn familieleden. Door het ontbreken vanfamiliebezoek wordt de detentie door klager als erg zwaar ondervonden. Klager heeft weliswaar bij het eerste selectieadvies vanuit Haarlem opgegeven in te stemmen met plaatsing in de p.i. Veenhuizen maar wist toen niet waarVeenhuizen lag. Had hij dit wel geweten, dan zou hij zijn instemming uiteraard niet gegeven hebben. Klager wil graag worden overgeplaatst naar een inrichting in of in de omgeving van Rotterdam, bij voorkeur in unit 2 van de locatieDe IJssel.

4.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van het verzoek als volgt toegelicht.
Op 27 december 2001 is klager, mede op zijn eigen verzoek, geselecteerd voor plaatsing in de gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen. Begin januari bleek er sprake te zijn van dreigende leegstand in de gevangenis Esserheem teVeenhuizen. Om die reden is de selectiebeslissing ten aanzien van Norgerhaven vervallen en is er een plaatsingsbeslissing gegeven voor de gevangenis Esserheem. Klager heeft in verband met (het ontbreken van) familiebezoek in degevangenis Esserheem op 25 februari 2002 verzocht om overplaatsing naar de regio Rotterdam. Bij navraag bij de gevangenis Esserheem is gebleken dat klager daar frequent bezoek ontvangt uit Amsterdam, Almere, Rotterdam en Utrecht.Omdat klager overeenkomstig zijn eigen voorkeur geselecteerd is, hij regelmatig bezoek ontvangt in Veenhuizen, hij daar relatief kort verblijft en omdat hij nog een aanzienlijk strafrestant heeft, is besloten hetoverplaatsingsverzoek af te wijzen.

5. De beoordeling
5.1. De op de onder 4.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk wordenaangemerkt. Hetgeen klager heeft aangevoerd over de bezoekmogelijkheden is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.

6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 17 juli 2002

secretaris voorzitter

Naar boven