Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0244/GB, 24 april 2013, beroep
Uitspraakdatum:24-04-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/244/GB

Betreft: [klager] datum: 24 april 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 januari 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting met aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.) (een zogenaamd gestapeld traject) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 8 februari 2011 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave. Op 26 februari 2013 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van Unit 7 te Vught.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Namens klager wordt verwezen naar de inhoud van een proces-verbaal van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Hierin is onder meer aangegeven dat het Gerechtshof overweegt dat niet wordt beoogd dat de beslissingen tot afwijzing van het verzoek tot schorsing
van de voorlopige hechtenis van invloed zijn op de beslissingsvrijheid van degene die bevoegd is om over detentiefasering te beslissen. Uit deze overweging volgt dat het Gerechtshof zich niet kan vinden in het feit dat het Openbaar Ministerie (OM) ter
ondersteuning van haar negatieve advies verwijst naar een eerdere negatieve beslissing van het Gerechtshof op een schorsingsverzoek en wel ter ondersteuning van een afwijzend standpunt van het OM op een verzoek tot differentiatie door klager. De
afwijzing van klagers verzoek is met name, zo niet geheel, gebaseerd op het negatieve advies van het OM. Klager wenst te worden gehoord.

Uit het selectieadvies blijkt dat klager sinds 9 februari 2013 in aanmerking komt voor deelname aan een gestapeld traject. Het OM is meermalen verzocht om een onderbouwing te geven voor het negatieve advies. De motivering van de advocaat-generaal ziet
enkel op de vraag of er voldoende gronden zijn voor het voortduren van de voorlopige hechtenis. Dit staat echter los van de vraag of klager in aanmerking komt voor deelname aan een gestapeld traject. Uit de stukken blijkt niet dat er contra-indicaties
zijn voor deelname aan een gestapeld traject. De bestreden beslissing is in strijd met het resocialisatiebeginsel. Klager heeft een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar opgelegd gekregen. Detentiefasering vergroot de kans op een geslaagde
resocialisatie. De selectiefunctionaris is in zijn reactie op het beroepschrift niet ingegaan op de door klager naar voren gebrachte argumenten. Klager verzoekt om een tegemoetkoming.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De afwijzing van klagers verzoek is gebaseerd op de negatieve adviezen van het OM en de p.i. Grave. Het OM heeft het negatieve advies als volgt onderbouwd. Klager is preventief gehecht en het Gerechtshof heeft geoordeeld dat er gronden zijn die maken
dat de gevangenhouding moet voortduren. Het negatieve advies berust met name op het voorkomen van recidive. De strafvorderlijke belangen wegen zwaarder dan de persoonlijke belangen van klager. Het Multidisciplinair Overleg van de p.i. Grave volgt het
advies van het OM.

4. De beoordeling
4.1. Klager wil zijn beroep graag mondeling toelichten. Nu onvoldoende gemotiveerd is waarom klager zijn beroep mondeling wil toelichten en de beroepscommissie zich voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen, wijst de beroepscommissie
het
verzoek af.

4.2. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), komen voor plaatsing in z.b.b.i. in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres. In het derde lid van dit artikel wordt voorts bepaald dat, in afwijking van het in het eerste lid bepaalde, tevens voor plaatsing
in
een z.b.b.i. in aanmerking kunnen komen, gedetineerden ten aanzien van wie een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een p.p. aanwezig is. Het verblijf in de z.b.b.i. direct voorafgaande aan de plaatsing in het p.p.
duurt maximaal zes maanden.

4.3. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.4. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.5. De bestreden beslissing is met name gebaseerd op het negatieve advies van het OM. In een nadere onderbouwing van dit advies wordt gewezen op de aanwezigheid van een algemene en een specifieke recidivegrond. Nu het OM deze recidivegronden noch
het volgens het OM spelende strafvorderlijke belang niet nader heeft geconcretiseerd (en in wezen slechts verwijst naar een beslissing van het hof over de voorlopige hechtenis, waarmee nog geen verband met detentiefasering is gegeven), is de
beroepscommissie van oordeel dat het advies van het OM (en daarmee ook de voornamelijk daarop gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris) onvoldoende zwaarwegend is om aan deelname aan een gestapeld traject in de weg te staan. Dit geldt te meer
nu de reclassering het recidiverisico heeft ingeschat als laag. Hier komt bij dat de reclassering het risico op het onttrekken aan voorwaarden heeft ingeschat als laag gemiddeld, er volgens de reclassering geen risico op letselschade aanwezig is, het
door klager opgegeven verlofadres door de politie is goedgekeurd en klager blijkens het selectieadvies goed functioneert in de inrichting. Bovendien heeft de reclassering op 19 december 2012 een advies uitgebracht waarin een voorstel voor de invulling
van het p.p. is opgenomen. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat er sprake is van een motiveringsgebrek. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. De
selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 24 april 2013

secretaris voorzitter

Naar boven