Nummer: 13/291/GB
Betreft: [klager] datum: 23 april 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van, ingediend door mr. N. Hendriksen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 13 december 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 19 juli 2007 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Zuid te Arnhem.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Ten tijde van het uitbrengen van het selectieadvies van de selectiefunctionaris op 6 juli 2012 was bekend dat klager tijdens zijn detentie had gerecidiveerd. Er werd geadviseerd klager deel te
laten nemen aan interventiemaatregelen, opdat hij in een later stadium zou kunnen deelnemen aan een penitentiair programma. Klager heeft succesvol deelgenomen aan de COVA+ training. Toentertijd werd hem door de selectiefunctionaris medegedeeld dat na
afronding van deze training zou worden onderzocht wat de volgende stap in het Terugdringen Recidive (TR) traject zou inhouden. Een andere selectiefunctionaris meent echter dat klager niet in aanmerking komt voor verdere vrijheden wegens de recidive,
dit
komt over als willekeur. Vastgesteld dient te worden dat de omstandigheid van recidive geen dwingende reden vormt op basis van wet of regelgeving om klager niet te laten deelnemen aan een p.p. ook het strafrestant dat klager nog dient te ondergaan
staat
niet in de weg aan zijn deelname aan het p.p. De selectiefunctionaris had niet tot het bestreden besluit dienen te komen op basis van de opgevoerde argumenten in het bestreden besluit. Deze waren reeds geruime tijd bekend en stonden eerder niet aan
deelname van klager aan een p.p. in de weg.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Een strafbaar feit gepleegd in detentie is een forse contra-indicatie om in aanmerking te komen voor vrijheden in detentie en is zelfs grond voor
uitstel/afstel
van de voorwaardelijke invrijheidsstelling. Een TR traject geeft de noodzakelijk geachte interventies aan, deze kunnen ook in een normaal beveiligde inrichting worden uitgevoerd. De noodzakelijk geachte interventies kunnen ook als voorwaarden opgenomen
worden in de termijn voorwaardelijke invrijheidsstelling. Klager heeft een vermoedelijke einddatum van 5 december 2013 en hij heeft een lange detentie achter de rug. Om goed terug te kunnen keren in de samenleving is begeleiding nodig. Klager heeft de
COVA+training al afgerond. Recidive vormt geen dwingende reden om niet in aanmerking te komen voor een p.p. Een strafbaar feit tijdens detentie wordt zwaar meegerekend en is een forse contra-indicatie om in aanmerking te komen voor detentiefasering.
4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.
4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Hierbij zijn in aanmerking genomen de positieve
adviezen van de directeur van de locatie Zuid en Reclassering Nederland. Ook het Openbaar Ministerie staat niet afwijzend tegenover een gestapeld traject (z.b.b.i./p.p.). Daarnaast dient klagers belang bij deelname aan een p.p. in overweging te worden
genomen. Als klager zijn hele detentie moet uitzitten is er geen mogelijkheid meer tot deelname aan een p.p. Tot slot overweegt de beroepcommissie dat de selectiefunctionaris onvoldoende heeft gemotiveerd, waarom, in het licht van de hiervoor genoemde
positieve adviezen en de inmiddels deels afgeronde interventies/gevolgde training, desalniettemin de in detentie plaats gevonden hebbende recidive nu nog van doorslaggevend (negatief) belang zou moeten zijn. Derhalve wordt het beroep gegrond verklaard.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van C.M.E. Taverne, secretaris, op 23 april 2013
secretaris voorzitter