Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0216/GB, 9 april 2013, beroep
Uitspraakdatum:09-04-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/216/GB

Betreft: [klager] datum: 9 april 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van,

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 januari 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) Alphen aan den Rijn afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 23 oktober 2012 gedetineerd. Hij verblijft sedert 26 oktober 2012 in het h.v.b. van de locatie De Schie te Rotterdam.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klagers moeder is ernstig ziek en is niet in staat bij hem op bezoek te komen. Klager heeft zijn aanvraag voor overplaatsing met spoed ingediend. De zus van klager heeft het medische dossier van
klagers moeder gefaxt naar de bevolkingsadministratie en een ontvangstbevestiging gekregen. Klager kreeg later te horen dat het naar het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.) gestuurd moest worden. Het b.s.d. heeft het dossier opgevraagd bij
de bevolkingsadministratie, echter geeft men daar aan niets ontvangen te hebben. Alles ligt nu bij klagers advocaat. De medisch adviseur van het Ministerie van Veiligheid en Justitie ondersteunt het verzoek van klager tot overplaatsing in verband met
de
medische toestand van zijn moeder. Klager geeft aan zich niet te willen wreken op de medeverdachte, die in het h.v.b. Alphen aan den Rijn zit. Volgens klager kunnen zij wel samen in een inrichting geplaatst worden. Iedereen werkt klager tegen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft een negatief advies afgegeven wat betreft het in dezelfde inrichting plaatsen van klager en een medeverdachte vanwege collusiegevaar na eerder positief te hebben geadviseerd onder de voorwaarde dat klager geplaatst
wordt op een andere afdeling dan de medeverdachte. De p.i. Alphen aan den Rijn heeft echter per telefoon aangegeven dat zij niet kan voorkomen dat beide heren elkaar binnen de inrichting ontmoeten. Derhalve heeft de selectiefunctionaris besloten het
verzoek van klager niet te honoreren. Mocht klager binnenkort veroordeeld worden dan kan hij, in het kader van een selectie naar een inrichting voor afgestraften, zijn voorkeur voor de gevangenis van de p.i. Alphen aan den Rijn kenbaar maken.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Het OM heeft in tweede instantie negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek tot overplaatsing naar het h.v.b. Alphen aan den Rijn gelet op het collusiegevaar met een medeverdachte in klagers strafzaak die aldaar verblijft. Naar
aanleiding van het eerdere positieve advies van het OM heeft de p.i. Alphen aan den Rijn aangegeven dat de kans op een ontmoeting tussen beide verdachten in het h.v.b. Alphen aan den Rijn te groot is. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde
beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van C.M.E. Taverne, secretaris, op 9 april 2013

secretaris voorzitter

Naar boven