Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0192/GA, 15 april 2013, beroep
Uitspraakdatum:15-04-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/192/GA

betreft: [klager] datum: 15 april 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van,

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

gericht tegen een uitspraak van 21 januari 2013 van de beklagcommissie bij de p.i. Vught, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het beledigen en uitschelden van een medegedetineerde.

De beroepscommissie begrijpt, hoewel dit niet expliciet uit het dictum van de beklagcommissie blijkt, dat de beklagcommissie het beklag, voor zover het de oplegging van de disciplinaire straf betreft, ongegrond heeft verklaard. De beklagcommissie heeft
het beklag, voor zover het de verwijdering van klagers televisie betreft, gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 25,= toegekend. Het beroep van de directeur is gericht tegen het gegrondverklaarde deel van het beklag.

2. De standpunten van klager en de directeur
De directeur heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Op grond van de Pbw bestaat er wel degelijk de mogelijkheid om bij een disciplinaire straf de televisie van de cel te verwijderen. Verwezen wordt naar eerder gedane uitspraken van de beroepscommissie
(nummer 02/1603/GA en nummer 04/1918/GA).

Klager heeft zijn standpunt zoals ingenomen in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 45, tweede lid, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde toestemming geven hem toebehorende voorwerpen, waarvan het bezit niet is verboden, in zijn verblijfsruimte te plaatsen dan wel bij zich te hebben voor zover dit zich
verdraagt met de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en/of de aansprakelijkheid van de directeur voor de voorwerpen.

In onderdeel 4.5.1.2 van de huisregels van de p.i. Vught is bepaald dat het een gedetineerde is toegestaan verschillende voorwerpen in de verblijfsruimte (cel) aanwezig te hebben. Hieraan zijn in verband met het overzichtelijk houden van de
verblijfsruimte en het handhaven van de orde en veiligheid binnen de inrichting wel beperkingen gesteld. De directeur kan bepalen dat in het belang van de orde en veiligheid van de inrichting voorwerpen van de cel moeten.
Nu plaatsing in een strafcel, waar geen televisie aanwezig is, ingevolge de Pbw als disciplinaire straf kan worden opgelegd, is de beslissing van de directeur om een disciplinaire straf op te leggen van opsluiting in de eigen cel en daarbij de
televisie
van de cel te verwijderen, gericht op de handhaving van de orde in de inrichting niet in strijd met de Pbw. De beslissing kan evenmin als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Hierbij merkt de beroepscommissie op dat aan het strafkarakter van de
disciplinaire straf afbreuk zou worden gedaan als klager de beschikking zou mogen blijven houden over zijn televisie. Gelet op het vorenoverwogene zal de beroepscommissie het beroep van de directeur gegrond verklaren, de uitspraak van de
beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld, vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld, en verklaart het beklag op dit punt alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. M.M. van der Nat, leden, in tegenwoordigheid van
K. Dere, secretaris, op 15 april 2013

secretaris voorzitter

Naar boven