Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0876/GV, 15 april 2013, beroep
Uitspraakdatum:15-04-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/876/GV

betreft: [klager] datum: 15 april 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 maart 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J. Peters om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van (begeleid) incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. In de afwijzing van klagers verzoek staan dingen die totaal niet kloppen. Zijn oma zou niet mee willen werken aan een gezondheidsverklaring, maar heeft die verklaring al lang aan het b.s.d. gegeven. In de
verklaring van de huisarts staat dat zijn oma niet mobiel is en niet in staat is om klager te bezoeken. Een begeleider van zijn oma zou hebben gezegd dat zij wel naar klager kan toekomen, terwijl zijn oma helemaal geen begeleider heeft. Het b.s.d.
heeft
heel rare dingen gedaan. In een lopende beklagzaak wordt uitgezocht of het b.s.d. wel de normale weg heeft bewandeld om zijn aanvraag goed uit te voeren.
Klager wil graag zo snel mogelijk horen wat er gaat gebeuren. Zijn oma is 92 jaar oud en zal niet nog heel lang te leven hebben.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op het verzoek van klager om zijn oma in het verzorgingstehuis te bezoeken, is negatief beslist. Vooral de eigen keuze van klagers oma heeft hierbij een rol gespeeld. Locatie De Schie heeft aan het tehuis gevraagd in hoeverre een bezoek aan oma tot de
mogelijkheden behoort en in hoeverre oma zelf eventueel tot reizen in staat is. Uit het antwoord van het tehuis blijkt dat zowel oma als het tehuis niet mee wil werken aan een bezoek. Oma is volgens het tehuis wel degelijk in staat tot reizen en kan
klager bezoeken als zij dat wil. Oma heeft echter aangegeven zelf geen behoefte te hebben aan een bezoek van klager. Ook wil ze zelf niet op bezoek naar de locatie De Schie. Klagers wens is niet haar wens. Het tehuis heeft voorts aangegeven dat onrust
wordt gevreesd bij de andere bewoners van het tehuis. De door de huisarts verstrekte medische informatie is gedateerd, van oktober 2012, en wordt door het tehuis niet gedeeld. Oma heeft recent aangegeven het contact middels bezoek niet op prijs te
stellen.

De directeur van de locatie De Schie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een levenslange gevangenisstraf in verband met het medeplegen van moord, meermalen gepleegd, en (gekwalificeerde) vermogensdelicten.

Klager heeft verlof aangevraagd om (onder begeleiding/bewaking) zijn oma in het verzorgingstehuis te bezoeken. Door het b.s.d. is informatie ingewonnen bij klagers oma en het verzorgingstehuis. Uit de door het verzorgingstehuis overgelegde verklaringen
blijkt dat klagers oma geen medewerking wil verlenen aan een onderzoek naar haar gezondheid, omdat zij haar kleinzoon niet wil bezoeken en ook niet wenst dat hij haar bezoekt in het verzorgingstehuis. Voorts maakt het verzorgingstehuis bezwaar tegen
het
bezoek van klager aan het verzorgingstehuis, omdat een dergelijk bezoek onrust onder de andere bewoners zou kunnen veroorzaken.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij
afweging
van alle in aanmerking komende belangen en met name de weigering van klagers oma, mede gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en i van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden
aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 maart 2013

secretaris voorzitter

Naar boven