Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0766/GV, 11 april 2013, beroep
Uitspraakdatum:11-04-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/766/GV

betreft: [klager] datum: 11 april 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.T. van Berge Henegouwen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 februari 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft regelmatig en tijdig en met alle nodige bescheiden aangegeven (begeleid) verlof te willen om de bevalling van zijn vriendin bij te wonen. Hem werd enkel mondeling medegedeeld dat de
aanvraag
vanwege zijn status van vluchtgevaarlijke gedetineerde naar alle waarschijnlijkheid zou worden afgewezen. De beslissing ontving hij eerst op 1 maart 2013. Dit terwijl zijn vriendin was uitgerekend op 15 maart 2013. Zij is echter op 5 maart 2013
opgenomen in het ziekenhuis en inmiddels bevallen van een zoon. Klager verzoekt daarom nu om, al dan niet begeleid, incidenteel verlof voor een kraambezoek. Klager heeft een duurzame relatie met zijn vriendin, hij heeft de baby op 21 september 2012 al
erkend en zijn vriendin wil graag dat hij langs komt. Er is sprake van een noodzakelijkheid voor aanwezigheid.
Klager is op 14 augustus 2012 in kennis gesteld van de plaatsing op de GVM lijst, zonder daarvan de reden te weten. De reden is pas op 25 februari 2013 bekend geworden. Er zou sprake zijn van een mogelijke voorbereiding op een uitbraak, van
bedreigingen
jegens klager en het feit dat klager niet voor zichzelf in zou staan. Klager weerlegt al deze feiten en concludeert dat plaatsing op de GVM lijst niet althans onvoldoende gemotiveerd is.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit de rapportage blijkt dat er geen directe noodzaak voor klager aanwezig is om bij de bevalling aanwezig te zijn. Er was van medische problematiek geen sprake en de regelgeving in de PBW biedt hiervoor dan ook geen ruimte. Daarnaast heeft er rond
klager in het verleden een aantal zaken gespeeld die een onderbreking ongewenst maken. Zo was er sprake van vluchtplannen en zou hij zelf gevaar lopen. Bij transport wordt hij extra beveiligd en klager is bekend bij het GRIP.

Op klagers verzoek om incidenteel verlof zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Roermond heeft negatief geadviseerd omdat aanwezigheid bij een bevalling niet is geregeld in de PBW en klager voorts staat geregistreerd op de GVM lijst.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Breda heeft blijkens de inrichtingsrapportage aangegeven negatief te adviseren om bij de bevalling aanwezig te zijn maar adviseert positief ten aanzien van een kraambezoek.
De politie heeft zich onthouden van advies.

3. De beoordeling
Klager is in hoger beroep veroordeeld tot acht jaar wegens doodslag. De fictieve einddatum valt op of omstreeks 28 juli 2016. Aansluitend dient hij eventueel principale hechtenissen van 42 dagen, subsidiaire hechtenis van 28 dagen en zeven dagen
gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof teneinde bij de bevalling van zijn vriendin te zijn.
Inmiddels is de vriendin van klager bevallen van een zoon. Hoewel hiermee het belang aan het beroep is ontvallen, beoordeelt de beroepscommissie toch de weigering van de Staatssecretaris om hieraan medewerking te verlenen. De beroepscommissie overweegt
dat vanwege de reden voor incidenteel verlof van verlof onder begeleiding of bewaking geen sprake kon zijn. Gezien het vorenstaande was de afwijzing door de Staatssecretaris van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting niet in
strijd
met de wet en kon deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het verzoek om incidenteel verlof voor een kraambezoek dient eerst aan de selectiefunctionaris te worden voorgelegd, zodat de Staatssecretaris daarop een beslissing kan nemen en kan derhalve niet door de beroepscommissie worden behandeld. Gebleken is
dat dat inmiddels ook is gebeurd en dat klager tegen de afwijzende beslissing in beroep is gegaan. Dit beroep zal in een afzonderlijke beslissing worden beoordeeld.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager tegen het niet verlenen van verlof om de bevalling van zijn partner bij te wonen ongegrond en het beroep voor zover gericht tegen de weigering hem een kraambezoek te laten afleggen niet ontvankelijk.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 11 april 2013

secretaris voorzitter

Naar boven