Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0084/GA, 4 april 2013, beroep
Uitspraakdatum:04-04-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/84/GA

betreft: [klager] datum: 4 april 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. U. van Ophoven, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 januari 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Norgerhaven in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. U van Ophoven, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de termijn van acht weken, die het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.) nodig heeft (aan voorbereidingstijd), alvorens op klagers verlofaanvraag kan worden beslist.
b. het feit dat in één maand tijd bij klager vier urinecontroles zijn afgenomen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager beklaagt zich over de (beslis)termijn van acht weken voor een beslissing op een verzoek om algemeen verlof, over het feit dat hij geen
algemeen verlof krijgt en over de hoeveelheid urinecontroles. De in acht genomen termijn van acht weken is in geval van klager, over wie reeds veel informatie beschikbaar was, te lang. In principe kan voorafgaande aan de beoordeling van een
verlofaanvraag bij verschillende instanties informatie worden opgevraagd, maar in dit geval is niet gebleken dat er instanties zijn geraadpleegd. Het verzoek om algemeen verlof van klager is afgewezen, omdat hij bij een urinecontrole op 3 september
2012
positief heeft gescoord op het gebruik van softdrugs. Dit was reeds voor de indiening van de verlofaanvraag door klager bekend en derhalve was er geen reden zo lang over de besluitvorming te doen. Klager is vanwege die positieve urinecontrole
disciplinair gestraft. Het is onredelijk dat deze positieve urinecontrole klager wederom wordt tegengeworpen in het kader van zijn verlofaanvraag. Tevens is het onredelijk dat bij hem zo frequent urinecontroles worden afgenomen. Hij is weliswaar in
juli
2012 overgeplaatst vanuit een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) naar een normaal beveiligde inrichting, omdat hij positief had getest op het gebruik van harddrugs, maar dit mag hem niet tot in de lengte van dagen worden nagedragen. Het zo frequent
afnemen van urinecontroles bij klager is niet noodzakelijk in het belang van de orde en veiligheid. De urinecontroles zijn evenmin afgenomen in verband met de verlening van verlof. Het wordt klager onmogelijk gemaakt om met verlof te gaan.

De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling), wint de directeur alle benodigde inlichtingen en adviezen in die voor de beoordeling van de
verlofaanvraag nodig zijn. Dit wordt ook gedaan bij gedetineerden over wie reeds veel bekend is, omdat er sprake kan zijn van nieuwe of gewijzigde omstandigheden. Ten aanzien van klager heeft het Openbaar Ministerie (hierna: OM) een executie-indicator
geplaatst en derhalve dient het OM om advies te worden gevraagd. Een termijn van acht weken kan niet als onredelijk worden beschouwd. De verlofaanvraag is afgewezen vanwege de negatieve adviezen van het OM en de Vrijhedencommissie en wegens een
positieve uitslag van een urinecontrole. De positieve urinecontrole is derhalve niet de enige afwijzingsgrond. Indien een gedetineerde binnen drie maanden tijd twee keer softdrugs gebruikt, dan wordt, conform het drugsontmoedigingsbeleid, de
eerstvolgende verlofaanvraag ingetrokken of afgewezen. Gelet op artikel 30 van de Pbw, in combinatie met het feit dat klager na een positieve urinecontrole op harddrugs is overgeplaatst van een b.b.i. naar een normaal beveiligde inrichting, is het niet
onredelijk om bij klager urinecontroles af te nemen. De beslissing om klagers verlofaanvraag af te wijzen is overigens genomen door de selectiefunctionaris en is derhalve geen beslissing van de directeur.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Uit de inlichtingen van de directeur van 11 december 2012 maakt de beroepscommissie op dat klager aanvankelijk algemeen verlof had aangevraagd voor een datum
die
viel binnen een termijn van acht weken, gerekend vanaf de dag van indiening van het verzoek om algemeen verlof. Het b.s.d. heeft op 8 oktober 2012 aan klager meegedeeld dat die verlofaanvraag niet in behandeling kan worden genomen, omdat er acht weken
nodig zijn om de benodigde inlichtingen en adviezen op te vragen. Van een afwijzing van de verlofaanvraag door de directeur is derhalve geen sprake. Op 10 oktober 2012 heeft klager opnieuw een verzoek om algemeen verlof ingediend. Dit verzoek is door
het b.s.d. in behandeling genomen. Bij beslissing van 20 december 2012 heeft de selectiefunctionaris, namens de Staatssecretaris, het verzoek van klager om algemeen verlof afgewezen.

Voor zover klager heeft bedoeld te klagen over het feit dat het b.s.d. klagers ‘eerste’ verlofaanvraag niet in behandeling heeft genomen overweegt de beroepscommissie het volgende. Ingevolge artikel 61, vijfde lid, van de Pbw dient het klaagschrift
uiterlijk te worden ingediend op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien
redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest. Op 8 oktober 2012 heeft het b.s.d. klager meegedeeld dat zijn verlofaanvraag niet in behandeling kan worden genomen, omdat er minder dan acht weken zit tussen het
moment van aanvragen van het verlof en de door klager gewenste verlofdatum. Het klaagschrift dateert van 26 november 2012. Van omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de overschrijding van de beklagtermijn klager niet kan worden aangerekend is
niet gebleken. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat klager zijn beklag niet tijdig heeft ingediend. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie derhalve vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk
verklaren
in zijn beklag.

Voor zover klager in het algemeen heeft bedoeld te klagen over het feit dat de door het b.s.d. gehanteerde voorbereidingstermijn van acht weken te lang is, overweegt de beroepscommissie het volgende. Het beklag is niet gericht tegen een door of namens
de directeur jegens klager genomen beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie derhalve vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

De raadsman heeft in het beroepschrift aangevoerd dat klager tevens klaagt over het feit dat hij geen algemeen verlof krijgt. Nog daargelaten het feit dat klagers verlofaanvraag is afgewezen door de selectiefunctionaris, namens de Staatssecretaris, en
dus niet door de directeur, stelt de beroepscommissie vast dat het klaagschrift dateert van 26 november 2012, terwijl de afwijzende beslissing is genomen op 20 december 2012. Het klaagschrift kan derhalve in ieder geval niet gericht zijn tegen deze
afwijzende beslissing van de Staatssecretaris. Van een andere afwijzende beslissing is niet gebleken.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover die betrekking heeft op het beklag als vermeld onder a. en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in dit deel van zijn beklag.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie op dit punt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 4 april 2013

secretaris voorzitter

Naar boven