Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0238/TA en 13/0270/TA, 29 maart 2013, beroep
Uitspraakdatum:29-03-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/238/TA en 13/270/TA

betreft: [klager] datum: 29 maart 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen twee uitspraken van respectievelijk 18 januari 2013 en 21 januari 2013 van de beklagcommissie bij de Dr. Henri van der Hoevenkliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 maart 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], locatiemanager en [...], juridisch medewerker.

Klagers raadsman mr. R.J. Baumgardt is niet ter zitting verschenen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de weigering om klagers twee lockers in zijn verblijfsruimte te plaatsen (13/238/TA) en
b. de weigering om klager zijn sieraden bij zich te laten houden/dragen ((13/270/TA).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft de lockers aangeschaft in FPC Oostvaarderskliniek. Ze stonden in zijn verblijfsruimte. Hij heeft momenteel tussen zijn bed en een kast een dode hoek waar één van de lockers gemakkelijk in past. Plaatsing van de lockers in zijn
verblijfsruimte levert geen gevaar op voor de (brand)veiligheid.
Hij heeft de sieraden gedurende zijn gehele detentie en ook in FPC Oostvaarderskliniek mogen dragen. Hij is met deze sieraden ritueel gewassen en gezegend en hij draagt ze altijd. De sieraden hebben grote emotionele waarde voor hem. De inrichting heeft
klager niet gevraagd hoeveel de sieraden waard zijn. De beklagcommissie heeft opgemerkt dat het wellicht mogelijk is om klager een verklaring te laten opstellen dat de inrichting niet aansprakelijk is en dat hij op die manier wellicht de sieraden wel
bij zich zou kunnen houden. Klager heeft die verklaring opgesteld, maar mag desondanks de sieraden niet bij zich houden.
Hij heeft de verklaring aan de beroepscommissie overgelegd.
Hij draagt de sieraden altijd, ook tijdens het sporten en derhalve kunnen ze niet kwijt raken .
De uitspraak dateert van 21 januari 2013. Klager heeft op 24 januari 2013 met de groepsleiding de uitspraak doorgelezen en duidelijk besproken.
Andere verpleegden - klager legt een lijst aan de beroepscommissie over met daarop namen van acht medeverpleegden - wordt wel worden toegestaan om kostbare gouden sieraden in de inrichting te dragen

Het hoofd van de inrichting heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht. In verband met de brandveiligheid is het plaatsen van de lockers in klagers verblijfsruimte niet toegestaan. Als de lockers
in de verblijfsruimte zouden staan zou deze onvoldoende overzichtelijk zijn.
Van FPC Oostvaarderskliniek is vernomen dat de lockers daar niet in klagers verblijfsruimte stonden, maar opgeslagen waren in het magazijn.
Er is geen geschreven beleid voor wat betreft het dragen/toestaan van sieraden in de inrichting. In twee voorafgaande zaken is de inrichting aansprakelijk gesteld voor verlies van koningskettingen. Daarna is het beleid aangescherpt. De mogelijkheid
bestaat om beperkingen op te leggen voor wat betreft het dragen van sieraden en in klagers geval is dit gedaan. De medeverpleegden, die wel wordt toegestaan om hun gouden sieraden te dragen, verblijven al enige tijd in de inrichting.
In een gesprek met de groepsleiding heeft klager aangegeven dat de beklagcommissie hem zou hebben toegestaan om de eigen sieraden te dragen. De beklagcommissie heeft echter terzijde opgemerkt dat het wellicht mogelijk zou zijn om klager een verklaring
op te laten stellen dat de inrichting niet aansprakelijk is voor eventuele schade, verlies of diefstal en dat hij op die manier wellicht wel de sieraden bij zich zou kunnen houden.

Op 18 maart 2013 heeft het lid mr. R.M. Maanicus, bijgestaan door de secretaris, mr. H.S. van Gemert de inrichting bezocht en is met betrekking 13/238/TA een verslag opgemaakt.

Op 22 maart 2013 is een reactie op het verslag namens het hoofd van de inrichting ontvangen, inhoudende dat het bij de inrichting van de persoonlijke verblijfsruimte de inrichting gaat om de brandveiligheid, overzichtelijkheid en controleerbaarheid van
de kamer. Dit ter beoordeling van het Servicecentrum, dat verantwoordelijk is voor de gebouwen, en de coördinator brandveiligheid, in samenspraak met het behandelend team. In één kamer op de afdeling is een wandmeubel. Dit betreft echter een ander
soort
kamer met een zogenaamde dubbele deur, een voorportaal en een andere indeling, waardoor de genoemde criteria niet in het geding zijn.

Op 27 maart 2013 is een reactie van klager ontvangen die inhoudt dat zijn lockers brandveilig zijn en de kartonnen schoenendozen, die nu in zijn kamer staan, niet. Aanvankelijk mocht klager wel zijn lockers laten komen vanuit FPC Oostvaarderskliniek.
Het voorbeeld dat klager heeft gegeven betrof een gewone verblijfsruimte. Er wordt met twee maten gemeten net als met het mogen dragen van sieraden. Andere tbs-gestelden hebben nog wel hun sieraden die zelfs nog duurder zijn dan die van klager.

3. De beoordeling
Uit artikel 9 van de huisregels volgt dat iedere verpleegde zijn verblijfsruimte zelf inricht en onderhoudt en dat de staf de inrichting van een verblijfsruimte toetst aan de eisen die de algemene veiligheid in de inrichting stelt en aan de normen die
redelijkerwijs aan het tijdelijke verblijf in de inrichting gesteld dienen te worden.

Door klager is gesteld dat in ieder geval één van de twee lockers, die hij in FPC Oostvaarderskliniek heeft aangeschaft, in een hoek, een lege nis tussen zijn bed en kast, zou kunnen worden geplaatst zonder dat dit een veiligheidsrisico zou opleveren.
Uit het onderzoek dat door het lid van de beroepscommissie op 18 maart 2013 is ingesteld, is gebleken dat één locker inderdaad in de lege rechterhoek naast zijn bed zou kunnen worden geplaatst. De beroepscommissie, die kennis heeft genomen van de
foto’s
van klagers verblijfsruimte, acht niet aannemelijk geworden dat door het plaatsen van een locker in deze lege nis naast klagers bed de veiligheid in de inrichting in het geding zou kunnen zijn. Zij zal derhalve de uitspraak van de beklagcommissie
vernietigen, het beklag alsnog gegrond verklaren en de beslissing vernietigen waarover is geklaagd. Zij draagt het hoofd van de inrichting op een nieuwe beslissing te nemen met betrekking tot de plaatsing van locker(s) in klagers verblijfsruimte. Zij
ziet geen reden om aan klager ter zake een tegemoetkoming toe te kennen.

Uit artikel 44, eerste lid, van de Bvt volgt dat de verpleegde het recht heeft hem toebehorende voorwerpen bij zich te hebben. Uit het derde lid van het artikel volgt dat de inrichting kan bepalen dat een verpleegde een hem toebehorend voorwerp niet
bij
zich mag hebben indien dit noodzakelijk is met het oog op een van de belangen als vermeld in het tweede lid van dit artikel.
Namens het hoofd van de inrichting is aangevoerd dat de inrichting geen geschreven beleid heeft voor wat betreft het dragen/toestaan van sieraden in de inrichting en dat in verband met het feit dat de inrichting tweemaal eerder aansprakelijk is gesteld
voor het verdwijnen van (dure) sieraden het beleid is aangescherpt.
Door de inrichting is in de reactie op het beklag gesteld dat het om kostbare sieraden zou gaan. Klager heeft aangegeven dat hem nooit is gevraagd wat de waarde van de sieraden is. Door klager is een verklaring overgelegd dat hij de sieraden op eigen
risico in eigen beheer zal houden in zijn verblijfsruimte en de inrichting niet aansprakelijk kan worden gesteld bij diefstal door medeverpleegden. Als klager gesepareerd zou worden, zal hij de sieraden in zijn kluis op de afdeling laten zetten.
Gelet op het bovenstaande en gelet op het feit dat andere verpleegden wel wordt toegestaan om hun kostbare sieraden in eigen beheer te hebben/te dragen in de inrichting, acht de beroepscommissie de bestreden beslissing onredelijk en onbillijk. Het
beroep en het beklag zijn gelet op het bovenstaande gegrond. De beroepscommissie zal ook deze beslissing van het hoofd van de inrichting vernietigen en het hoofd opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de
beroepscommissie. Zij ziet geen reden om klager ter zake een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraken van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij vernietigt de beslissingen waarover is geklaagd. Zij draagt het hoofd van de inrichting op twee nieuwe
beslissingen te nemen met inachtneming van haar uitspraak. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter,
drs B. van Dekken en mr. R.M. Maanicus, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van
Gemert, secretaris, op 29 maart 2013

secretaris voorzitter

Naar boven