Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0229/GA, 28 maart 2013, beroep
Uitspraakdatum:28-03-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/229/GA

betreft: [klager] datum: 28 maart 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het PPC Haaglanden te Scheveningen,

gericht tegen een uitspraak van 20 december 2012 van de beklagcommissie bij voormeld PPC, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 maart 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is namens de directeur van het PPC Haaglanden gehoord, [...], juridisch medewerker. Hoewel voor klagers vervoer naar de
zitting
was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De raadsman van klager, mr. A.J. Sol heeft schriftelijk bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, waarbij klager wordt geobserveerd door middel van een camera.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is op 3 oktober 2012 na bedrijfstijd binnengekomen in de inrichting vanuit FVK De Kijvelanden. Er was derhalve geen gedragdeskundige
aanwezig
om advies bij in te winnen. Het gedrag van klager werd dermate dreigend en onveilig ingeschat, dat de directeur heeft besloten klager preventief in afzondering te plaatsen in verband met mogelijke escalatie tijdens de avond- en nachtelijke uren. De
veiligheid van zowel klager als het personeel zou in het geding kunnen zijn. Indien het gedrag van klager tot escalaties had geleid en klager niet afgezonderd zou zijn geweest, dan had dat de directeur aangerekend kunnen worden gelet op de berichten
van
De Kijvelanden. De directeur heeft dus geen risico willen nemen. De volgende dag is klager gezien door een gedragsdeskundige en deze heeft geadviseerd de afzondering te beëindigen. Dit advies is vervolgens door de directeur overgenomen en klager is
overgeplaatst naar een leefafdeling. Klager is afgezonderd in een afzonderingscel. De schriftelijke mededeling van de beslissing is ondertekend door de plaatsvervangend vestigingsdirecteur.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 24, eerste lid jo. artikel 23, eerste lid, onder a van de Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen, indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van
een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsneming noodzakelijk is.
Op grond van artikel 24a, eerste lid van de Pbw kan de directeur, indien dit ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van de gedetineerde noodzakelijk is, bepalen dat de gedetineerde die in een afzonderingscel verblijft, dag en nacht
door middel van een camera wordt geobserveerd. Op grond van het tweede lid van dit artikel wint de directeur, alvorens hij hiertoe beslist, het advies in van een gedragsdeskundige onderscheidenlijk de inrichtingsarts, tenzij dit advies niet kan worden
afgewacht. In dat geval wint de directeur het advies zo spoedig mogelijk na zijn beslissing in.

In de brief van 3 oktober 2012 van Bouman GGZ (FVK De Kijvelanden) aan klager wordt omtrent de redenen van overplaatsing het volgende opgemerkt: “De reden dat u teruggeplaatst bent ligt in het feit dat u zich diverse malen (zeer) dreigend heeft
uitgelaten naar derden en uw gedrag als dermate onveilig wordt ingeschat, dat de kliniek het niet verantwoord acht om u hier een behandeling aan te bieden. Een bijkomende reden is dat u niet gestabiliseerd bent qua medicatie. De methadon is net
afgebouwd, waardoor zoals bekend irritaties en agressie meer voorkomen (...)”. Ook uit de HIS-uitdraai van het medisch dossier blijkt de urgentie van klagers overplaatsing. Op 3 oktober 2012 wordt vermeld: “(...)De psychiater aldaar gesproken, die wil dhr
per direct retour laten plaatsen. Hij moet daar vandaag weg. Vanaf dag 1 komt hij warrig over, dreigende agressie (oninvoelbaar en hakt wel erg demonstratief met mes de uien, onderwijl loerend naar personeel), seksueel ontremde opmerkingen etc. (...) Zij
vrezen een incident en zouden dat ons aanrekenen als dhr niet weggaat daar vandaag. ”

Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat er alle aanleiding was klager bij binnenkomst in de inrichting direct af te zonderen in een afzonderingscel met toepassing van cameraobservatie. Mede gelet op het moment van binnenkomst,
nl. na 17.00 uur, het moment waarop geen gedragsdeskundige meer aanwezig is, is aannemelijk dat het advies van de gedragsdeskundige niet kon worden afgewacht en bovendien dat klager vooraf niet kon worden gehoord. De beroepscommissie neemt hierbij in
aanmerking dat de volgende dag de afzondering is beëindigd, nadat klager door een gedragsdeskundige is gezien. Mitsdien is het beroep van de directeur gegrond. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, J.M.L. Pattijn MSM en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 28 maart 2013

secretaris voorzitter

Naar boven