Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2401/GM, 19 maart 2013, beroep
Uitspraakdatum:19-03-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2401/GM

betreft: [klager] datum: 19 maart 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 26 juli 2012 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 september 2012, gehouden in de p.i. Amsterdam, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Kellermann, gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Zwolle heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Nadat gebleken was dat de klacht zich ook richt tegen de inrichtingsarts van de p.i. Vught, die niet om een reactie was gevraagd, is hij daartoe, eerst na enige tijd, alsnog in de gelegenheid gesteld.
De op 27 februari 2013 ontvangen reactie is ter informatie naar klager en zijn raadsman gezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 30 juni 2012, betreft de niet adequate behandeling van klagers klachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft aangevoerd dat hij al een jaar klachten heeft, ook in de vorige inrichting, de p.i. Vught, en dat hij zich niet serieus genomen voelt. De uitkomst van een veel te laat onderzoek is dat hij hepatitis C heeft en dat dit al eerder aan de hand
van zijn klachten bekend had kunnen zijn.
Ter zitting hebben klager en zijn raadsman hieraan nog toegevoegd dat er reeds op 19 oktober 2010 sprake was van een verhoging van de ALAT waarde. Niet duidelijk is geworden of er nadien enige actie is ondernomen Ook in 2012 had klager een verhoogde
ALAT waarde. Toen had er ook meteen actie ondernomen moeten worden. Het lijkt dat klager tussen wal en schip is geraakt. Klager kwam pas bij ontvangst van de medische stukken in 2012 erachter dat zijn waarde in 2010 ook al te hoog was. Zijn klacht is
daarom gericht tegen het medisch handelen in het algemeen.
De directe aanleiding voor zijn verzoek om bemiddeling was toen klager zijn meeste recente waarde doorkreeg. Hij heeft zijn medisch dossier opgevraagd en daaruit bleek dat zijn ALAT op 19 oktober 2010 al verhoogd was. Klager heeft al jaren klachten die
verklaarbaar zijn door zijn hoge ALAT waarde, waar hij nu pas van op de hoogte is.
Ook is hem psychologische ondersteuning geweigerd. De artsen waren op de hoogte van klagers drugsverleden en bloedtransfusies.

De inrichtingsarts van de p.i. Zwolle heeft het volgende standpunt ingenomen. Naar aanleiding van een gesprek bleek de klacht te zijn gericht op het niet eerder verwijzen naar de internist naar aanleiding van de verhoging van klagers ALAT; in juni 2012
is klager verwezen.
Klager wil een gesprek met de psycholoog in verband met stemmingsproblematiek. Dit gesprek is niet snel genoeg gerealiseerd.
Voor zijn incontinentieproblematiek krijgt hij een proefkuur Urispas. Een verwijzing naar de uroloog is onderweg. De overige klachten zijn spannings- en pijnklachten in nek en achterhoofd, slaapproblemen; voorts is klager zwaar agressief en heeft hij
tintelingen in de arm.
Mogelijk is hij tussen wal en schip geraakt door de overplaatsing, anderzijds zijn de klachten onvoldoende concreet.

De inrichtingsarts van de p.i. Vught heeft aangegeven dat hij klager zag op 22 september 2010 in verband met pijnklachten op de ribbenboog ter plaatse van zijn zwevende rib. Bij onderzoek bleken geen bijzonderheden. Gezien de aanhoudende klachten is
klager op 13 oktober 2010 bloed afgenomen en de uitslag is hem gegeven. Op 29 oktober 2010 heeft de arts wederom over klagers klachten gesproken en het beeld leek meer bepaald te zijn door een urineweg / prostaatprobleem. Mogelijk is de geringe
verhoging van de ALAT niet expliciet genoemd, omdat er geen relatie werd gezien met de klachten. De andere leverfuncties waren normaal en ook het verdere bloedbeeld leverde geen afwijking op. Enige geïsoleerde verhoging van de ALAT is aspecifiek en
kan
onder andere door vroegere infecties, druggebruik of medicatie veroorzaakt worden.

3. De beoordeling
Ter zitting is aangevoerd dat de klacht en het beroep zien op zowel het handelen door de inrichtingsarts van de p.i Vught als het handelen van de inrichtingsarts van de p.i. Zwolle en dat het feitelijk gaat om het medisch handelen in totaliteit.
De beroepscommissie zal zowel de klacht tegen de inrichtingsarts van de p.i Vught als die gericht tegen de inrichtingsarts van de p.i. Zwolle hieronder beoordelen.

Ten aanzien van de klacht tegen de inrichtingsarts van de p.i. Vught wordt het volgende overwogen. Artikel 29, eerste lid, Pm bepaalt dat een schriftelijk verzoek om te bemiddelen ter zake van een klacht uiterlijk op de veertiende dag na die waarop het
medisch handelen waartegen de klacht zich richt heeft plaatsgehad, moet worden ingediend. Klager heeft ter zitting aangevoerd dat gedurende zijn verblijf in de p.i. Vught in 2010 zijn ALAT waarde te hoog was, hetgeen hem destijds niet is medegedeeld.
Eerst in 2012 is hij daarachter gekomen nadat hij zijn eerdere medisch dossier (van zijn verblijf in de p.i. Vught) had kunnen inzien.
Ofschoon uit het medisch dossier van de p.i. Vught valt af te leiden dat destijds de laboratoriumwaarden aan klager zijn medegedeeld, heeft de inrichtingsarts van de p.i. Vught in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat de verhoging van de ALAT
waarde
mogelijk in een gesprek niet expliciet is genoemd. Om die reden wordt klager dienaangaande het voordeel van de twijfel gegeven.
Nu daarmee aangenomen wordt dat klager niet eerder van de verhoogde ALAT waarde in de p.i. Vught in 2010 op de hoogte zou zijn geweest, wordt klager ontvankelijk verklaard in zijn klacht ten aanzien van de inrichtingsarts van de p.i. Vught.

Ten aanzien van klagers klacht dat destijds nadere actie ondernomen had moeten worden gelet op de ALAT waarde wordt het volgende overwogen. ALAT is een van de leverenzymen. Een te hoge ALAT wijst op een stoornis in het functioneren van de lever.
Meestal
is een ontsteking de oorzaak. Indien de hoogte van de ALAT hoger is dan 2x de maximale normale hoogte, dat is meer dan 2x 45 U/L (voor een man) dan is nader onderzoek naar de oorzaak aangewezen.
Indien de waarde wel te hoog maar lager is dan 2x 45 U/L en de andere leverfuncties zijn normaal, zoals in het geval van klager, is er geen reden tot nader onderzoek. Bij klager was de ALAT waarde op 19 oktober 2010 83. Hoewel sprake was van een
verhoogde ALAT waarde, vormde deze waarde, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geen aanleiding voor directe actie. Wel is het wenselijk bij de uitleg over de gevonden uitslagen van het bloedonderzoek aandacht te geven aan de afwijkende waarden,
alsook de mededeling dat na enige tijd opnieuw een onderzoek naar de ALAT waarde zou worden gedaan. Niet valt na te gaan of daar destijds op deze wijze aandacht aan is gegeven.
De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts van de p.i. Vught niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal
dienaangaande derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van zijn klacht gericht tegen het handelen van de inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Zwolle wordt overwogen dat klager sedert zijn binnenkomst aldaar op 1 mei 2012, zo blijkt uit de medische stukken die zijn overgelegd, regelmatig
aandacht heeft gevraagd voor zijn medische klachten. Niet blijkt dat er op enig moment tussen binnenkomst in de p.i. Zwolle en datum verzoek om bemiddeling te weinig of geen aandacht is geschonken aan zijn op die momenten aangevoerde problemen.
De beroepscommissie is gelet op vorenstaande van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts van de p.i. Zwolle niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal dienaangaande derhalve ongegrond
worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S. B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, J.G.J. de Boer en L.E.M. Kleipool, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 19 maart 2013

secretaris voorzitter

Naar boven