Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0063/GB, 19 maart 2013, beroep
Uitspraakdatum:19-03-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/63/GB

Betreft: [klager] datum: 19 maart 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 januari 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift gericht tegen de afwijzing van klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) met aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p), een zogenaamd gestapeld
traject, ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 22 juli 2012 gedetineerd. Hij verblijft als arrestant in het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Roermond.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. Volgens klager voldoet hij aan alle criteria voor plaatsing in een gestapeld traject. Hij heeft zijn rijbewijs moeten inleveren als onderdeel van de opgelegde straf, zodat
er
geen risico is op recidive. Klager vindt de negatieve adviezen een strafverzwaring. Verder is het negatieve advies van de advocaat-generaal volgens klager in strijd met het rechtsbeginsel dat eventuele te beoordelen feiten/overtredingen afzonderlijk
gewogen en beoordeeld dienen te worden. Klager verzoekt om zijn beroep mondeling toe te lichten. Tevens verzoekt hij om toekenning van een tegemoetkoming van € 800,= voor het ten onrechte niet in een z.b.b.i. verblijven en vier gemiste verloven.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Voorgesteld wordt om klager in een gestapeld traject te plaatsen. De advocaat-generaal heeft negatief geadviseerd, omdat klager na het delict waarvoor hij
thans
is ingesloten nog meer delictgerelateerde overtredingen/strafbare feiten heeft begaan. De selectiefunctionaris kan zich geheel vinden in het advies van de advocaat-generaal, namelijk dat het feit dat klager na het veroorzaken van het dodelijke ongeval
nog meerdere keren met Justitie in aanraking is gekomen, hem onbetrouwbaar maakt. Derhalve bestaat er geen vertrouwen in het verlenen van vrijheden.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van het eerste lid van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen
vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer
dan € 226,= hebben openstaan, een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. Op grond van het derde lid van artikel 2 van de Regeling kunnen in afwijking van het eerste lid tevens voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting of afdeling in aanmerking komen gedetineerden ten aanzien van wie een door de
selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een penitentiair programma aanwezig is. Het verblijf in de zeer beperkt beveiligde inrichting direct voorafgaande aan de plaatsing in het penitentiair programma duurt maximaal zes
maanden.

4.3. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.4. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.5. Klager heeft verzocht zijn beroep mondeling toe te lichten. Nu onvoldoende gemotiveerd is waarom klager zijn beroep mondeling wil toelichten en de beroepscommissie zich voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen, wijst de
beroepscommissie het verzoek af.

De beroepscommissie is van oordeel dat de omstandigheid dat klager meerdere keren in overtreding is geweest omdat hij geen aansprakelijkheidsverzekering voor zijn motorfiets had, onvoldoende zwaarwegend is om aan detentiefasering in de weg te staan,
gelet op het gegeven dat de inrichting positief heeft geadviseerd ten aanzien van het verzoek en de reclassering heeft geadviseerd om klager in aanmerking te laten komen voor regimesgebonden verlof. Nu echter uit de stukken blijkt dat sprake is van
openstaande boetes van in totaal € 1540,50 voldoet klager niet aan de onder 4.1. genoemde voorwaarde dat geen sprake mag zijn van openstaande geldboetes van meer dan € 226,=. Gelet hierop is klagers verzoek tot deelname aan een gestapeld traject, zij
het op andere gronden dan de beroepscommissie nu vermeldt, terecht afgewezen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 19 maart 2013

secretaris voorzitter

Naar boven