Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/1904/GM, 26 juni 2002, beroep
Uitspraakdatum:26-06-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/1904/GM

betreft: [klager] datum: 26 juni 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (PM) heeft kennis genomen van een op 18 oktober 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan penitentiaire inrichting (p.i.) Unit 2 te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 10 oktober 2001 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 10 augustus 2001, betreft het niet verstrekken van wondverzorgingsmiddelen.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. De medische dienst schuift klagers huidproblemen te gemakkelijk op de lange baan en geeft hem geen uitsluitsel waardoor de klachten zijn ontstaan. Klager mag de wondverzorgingsmiddelenniet zelf aanschaffen. Hij heeft uiteindelijk op 15 oktober 2001 als antwoord op zijn herhaalde verzoeken een potje zinkzalf gekregen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat klager bekend is met huidproblemen. Hij heeft tijdens zijn detentie twee maal een dermatoloog geconsulteerd. De klachten zijn echter blijven bestaan. De medische dienst was niet bekend met het feitdat klager om middelen voor zijn huidaandoening had gevraagd. Bij het bezoek aan de dermatoloog half oktober 2001 is er een samengestelde zalf voorgeschreven.
De beroepscommissie overweegt op grond van voorgaande dat het handelen van de medische dienst niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 PM neergelegde norm. Zij zal het beroep derhalve ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, F.M.M. van Exter en drs. H.P.J. Vos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Schoone, secretaris, op 26 juni 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven