Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0150/TA en 13/0164/TA, 13 maart 2013, beroep
Uitspraakdatum:13-03-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/150/TA en 13/164/TA

betreft: [klager] datum: 13 maart 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen uitspraken van 12 december 2012 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op de beroepen en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. W.E.R. Geurts om de beroepen schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft:
a) het niet ontvangen van een warme maaltijd op 21, 27 en 28 oktober 2012 en op 3, 4 en 11 november 2012 (13/150/TA)
b) het niet dagelijks verstrekken van halalmaaltijden (13/164/TA)

De beklagcommissie heeft het beklag onder b) ongegrond verklaard en klager voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Hij is het niet eens met de uitspraken van de beklagcommissie. Hij had om aanhouding van de behandeling van zijn klachten gevraagd omdat hij zeer verdrietig was om het feit dat het verzoek om schorsing van de voorlopige hechtenis van [...] was
afgewezen. Het is daarom onaanvaardbaar dat op zijn klachten is beslist zonder dat hij is gehoord.
Klager wil niet meedoen aan het gezamenlijk koken in het weekend en krijgt daarom een kant en klare maaltijd van supermarkt Plus met vis of kip aangeboden of, indien aanwezig, een ingevroren maaltijd van het Vincent van Gogh Instituut. In het weekend
eet hij een broodmaaltijd, omdat de maaltijden van supermarkt Plus niet halal zijn en klager niet zeker weet of de maaltijden van het Vincent van Gogh Instituut daadwerkelijk halal zijn. Klager heeft recht op halalmaaltijden. Nu hem standaard twee
dagen
per week geen halalvoeding wordt verstrekt, voldoet de inrichting niet aan haar zorgplicht ex artikel 42, derde lid, Bvt en is tevens sprake van schending van artikel 22.1 van de European Prison Rules.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a) De inrichting kan zich volledig vinden in de beslissing van de beklagcommissie.
b) Volgens de circulaire betreffende halalvoeding en een uitspraak van de beroepscommissie hoeft niet elke dag halalvoeding te worden verstrekt. Gedeeltelijk kan met vegetarische maaltijden worden volstaan, in redelijkheid te bepalen door de directeur.
De maaltijden die worden ingevroren zijn de maaltijden van het Vincent van Gogh Instituut die patiënten niet wensen te consumeren. Ook kunnen dit maaltijden van de Plus supermarkt zijn. De afdeling Isis koopt voor het weekend maaltijden bij die
supermarkt in, omdat het Vincent van Gogh Instituut in het weekend geen maaltijden levert. Klager ontvangt in het weekend een kant en klare maaltijd, omdat hij op geen enkele wijze wil bijdragen aan de maaltijd. Hij ontvangt dan een maaltijd die
vanwege
zijn geloofsovertuiging voor hem geschikt is. Hij ontvangt dan een vegetarische maaltijd van de Plus supermarkt als er geen maaltijden van het Vincent van Gogh Instituut in de vriezer liggen.

3. De beoordeling
Klager heeft aangegeven dat hij het beroep mondeling wil toelichten, omdat de beklagcommissie zijn verzoek om aanhouding van de behandeling van zijn klachten heeft afgewezen en op zijn klachten heeft beslist zonder hem te horen.
Het verzoek van klager wordt afgewezen. Gelet op de inhoud van de klachten en op grond van de in beroep overgelegde stukken acht de beroepscommissie zich voldoende voorgelicht om op het beroep te beslissen.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Hierbij is met betrekking tot onderdeel b) van het beklag nog in aanmerking genomen dat de inrichting -
anders dan klager meent - op grond van de ministeriële circulaire Halalvoeding van 14 maart 2002 (nr. 5138552/01/DJI) en vaste jurisprudentie van de beroepscommissie (onder meer de uitspraken 02/2216/GA, 02/2385/GA en 05/29/TA) niet is gehouden om
islamitische verpleegden zeven dagen per week halalvoeding te verstrekken. Het in de weekenden verstrekken van maaltijden die voor klager vanwege zijn geloofsovertuiging geschikt zijn, zoals vegetarische voeding, als er geen halalmaaltijd aanwezig is,
levert daarom geen schending op van de in artikel 42, derde lid, Bvt neergelegde zorgplicht van de inrichting om bij het verstrekken van voeding zoveel mogelijk rekening te houden met de geloofsovertuiging van een verpleegde. Nu de European Prison
Rules
enkel internationale aanbevelingen (met de status van ‘soft law’) betreffen, kan een rechtstreeks beroep op deze regels klager niet kan baten in een door de regels van de Bvt beheerste procedure.
Overigens heeft de beroepscommissie in beroepszaak 11/2195/TA geoordeeld dat op grond van overgelegde verklaringen van onder meer het Vincent van Gogh Instituut voldoende vast staat dat de door de inrichting aangeboden maaltijden van dit instituut in
overeenstemming met het halalcertificaat volgens islamitische richtlijnen be- en verwerkt zijn.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 13 maart 2013

secretaris voorzitter

Naar boven