Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1040/GV, 1 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:01-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1040/GV

betreft: [klager] datum: 1 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 28 mei 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 mei 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Het is niet juist dat klager de officier van justitie en zijn ex-partner zouhebben bedreigd. Er zijn wel krachttermen gebezigd maar dat was niet specifiek voor iemand bedoeld.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Ondanks het feit dat klagers gedrag in de inrichting naar behoren is, bestaat er onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van een verlof. De aard en de ernst van de door klager gepleegde delicten en klagers houding en visie indeze brengen een onaanvaardbaar risico met zich mee. Verwezen wordt naar een schrijven d.d. 11 januari 2002 gericht aan klager, waarin de Minister heeft gesteld dat klager meermalen zijn ex-partner heeft bedreigd met misdrijventegen het leven en dusdanig fysiek geweld heeft gebruikt dat dit tot lichamelijk letsel bij klagers ex-partner heeft geleid. Voorts heeft klager in een gesprek ernstige bedreigingen geuit jegens de officier van justitie.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Namens de directeur van de penitentiaire inrichting Flevoland, locatie Lelystad is positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Utrecht heeft aangegeven bezwaar te maken ten aanzien van de verlofaanvraag in verband met het gevaar voor recidive.
De politie regio Utrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag omdat het bezoekadres op zeer korte afstand ligt van de woning van de ex-echtgenote/aangeefster.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek, wegens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Aansluitend dient hij nog 4 maanden gevangenisstraf te ondergaan, wegens tenuitvoerlegging van een eerdervoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 23 augustus 2002.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie is van oordeel dat het risico van ongewenste confrontatie met het slachtoffer tijdens verlof, gelet op het gegeven dat het slachtoffer in de directe omgeving van klagers verlofadres woonachtig is, eencontra-indicatie vormt voor verlof. Voorts is er gelet op klagers justitiële documentatie sprake van gevaar voor recidive. De afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting is derhalveniet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en g van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 1 juli 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven