Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3964/GA, 5 maart 2013, beroep
Uitspraakdatum:05-03-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3964/GA

betreft: [klager] datum: 5 maart 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 december 2012 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 februari 2013, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, is klager gehoord. Klagers raadsvrouw, mr. S.G.E. Koumans, heeft op 11 februari 2013 schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te
verschijnen.
Namens de directeur van de locatie Zoetermeer heeft de juridisch medewerker van die inrichting, [...], op 29 januari 2013 schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen, omdat klager geen gehoor heeft gegeven aan een opdracht van het personeel en
b. het gebruik van geweld door het personeel bij overbrenging van klager naar de afzonderingscel.

De beklagcommissie heeft het beklag onder a. gegrond verklaard en aan klager geen tegemoetkoming toegekend en het beklag onder b. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergeven – toegelicht. Klager vindt het niet terecht dat de beklagcommissie geen tegemoetkoming heeft toegekend naar aanleiding van de gegrondverklaring
van het beklag onder a. Ook is hij het niet eens met de ongerondverklaring van het beklag onder b. Klager weet niet welke opdracht van het personeel hij niet zou hebben opgevolgd. Op 15 november 2012 heeft klager het personeel verschillende keren
gevraagd om een verzoekbriefje. Omdat klager het verzoekbriefje niet kreeg, heeft hij aan het eind van de dag via de intercom wederom verzocht om een verzoekbriefje. Personeelslid E. opende de celdeur en vroeg wat er aan de hand was. Uiteindelijk vroeg
het personeelslid waarom klager eigenlijk een verzoekbriefje nodig had, waarop klager antwoordde met: “Moet ik jou dat vertellen?”. Het personeelslid was het zat en wilde de celdeur dichtgooien. Klager heeft toen de deur tegengehouden. Daarna werd
plotseling de deur opengetrokken en zag klager een voet – van personeelslid D. – op zich afkomen. Toen de voet op klagers borst terechtkwam, heeft klager de voet uit een reflex beetgepakt en teruggeduwd waarop de deur werd gesloten. Klager hoorde
vervolgens personeelslid D. roepen dat hij een rapport ging opmaken. Klager besloot ook zijn kant van het verhaal op papier te zetten. D. riep dat klager zou worden overgeplaatst naar een afzonderingscel en vroeg aan klager of hij van plan was om mee
te
werken. Klager gaf aan dat hij zou meewerken, niet wetende wat plaatsing in een afzonderingscel precies inhield. Hij begon spullen te pakken die hij wilde meenemen. Het personeel stormde de cel binnen en klager werd op zijn bed gefixeerd. Doordat hij
op
zijn zij lag, was het lastig voor het personeel om hem te boeien. Dit betekent echter niet dat hij niet meewerkte. Klager kreeg vervolgens plotseling een knietje waardoor zijn hoofd naar achteren stuiterde. Vervolgens werd klager door het personeel
afgevoerd naar de afzonderingscel. De beklagcommissie heeft ten onrechte overwogen dat het Interne Bijstandsteam (IBT) hem naar de afzonderingscel zou hebben gebracht. Klager probeerde te lopen, maar dit lukte niet door de manier waarop het personeel
hem vasthield. In de afzonderingscel werden klagers benen gekruist, zijn armen werden onder zijn lichaam geschoven en werd hij van zijn kleding ontdaan. Het klopt volgens klager niet dat hij niet meewerkte. Klager werd in de afzonderingscel door de
inrichtingsarts, die in aanwezigheid was van het IBT, bezocht. Klager heeft nog altijd een litteken op zijn achterhoofd (door een val in de afzonderingscel), een verkleuring onder zijn oog en een vreemd gevoel in zijn hand en vingers. Ook is zijn vest
kapot. De beklagcommissie is blindelings uitgegaan van de verklaringen van het personeel. Klager verzoekt om een vergoeding van de gemaakte proceskosten en voor het ten onrechte tegen hem gebruikte geweld.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk - zakelijk weergegeven - toegelicht. De directeur is het volledig eens met de uitspraak van de beklagcommissie. Klager heeft een andere lezing van
de gebeurtenissen dan hoe deze in werkelijkheid hebben plaatsgevonden. Uit de diverse mededelingen en verklaringen van beëdigde personeelsleden blijkt hoe de gebeurtenissen op 15 november 2012 daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Klager is slecht in
staat om te luisteren en wil alleen zijn eigen waarheid horen. Tijdens de beklagzitting moest klager diverse malen tot de orde worden geroepen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag onder a. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Het beroep van klager is gericht tegen de beslissing van de beklagcommissie om klager geen tegemoetkoming toe te kennen. De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard omdat – kort gezegd – de directeur pas na zes dagen, namelijk op 21 november
2012, nadere informatie heeft ingewonnen en eerst in de schriftelijke mededeling van 21 november 2012 is vermeld dat de ordemaatregel is opgelegd om letsel van klager te monitoren, terwijl dit niet in de schriftelijke mededeling van 16 november 2012 is
vermeld. Bovendien had er na het inwinnen van de informatie een afsluitend onderzoek dienen plaats te vinden met het oog op strafoplegging. De beroepscommissie kan zich, gelet op voormelde gebreken, niet verenigen met het oordeel van de beklagcommissie
om geen tegemoetkoming aan klager toe te kennen. In een geval als het onderhavige dient zo spoedig mogelijk een onderzoek te worden ingesteld en vervolgens op basis van de resultaten daarvan met inachtneming van alle relevante omstandigheden en nadat
de
betrokkene is gehoord, te worden beslist of en zo ja welke disciplinaire straf aangewezen is, welke beslissing behoorlijk dient te worden gemotiveerd. Voor de betrokkene is dan duidelijk wat het standpunt van de directie is en hij kan zich beraden op
de
vraag of het instellen van beklag aangewezen is. Het beroep zal in zoverre dan ook gegrond worden verklaard en aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 25,=.

Ten aanzien van het beklag onder b. overweegt de beroepscommissie als volgt.
De beroepscommissie merkt allereerst op dat een ander optreden van het personeel dan wel een andere benadering van klager – rekening houdend met het gegeven dat klager naar onweersproken is gesteld voor het eerst gedetineerd was – escalatie mogelijk
had
kunnen voorkomen. Zij acht echter voldoende aannemelijk geworden dat klager zich gedurende de plaatsing in de afzonderingscel heeft misdragen en zich heeft verzet tegen het personeel. Zo volgt uit de schriftelijke mededeling van 21 november 2012 dat
klager, nadat hij had aangegeven mee te zullen werken aan de plaatsing in de afzonderingscel, achter in zijn cel stond en verzet pleegde. Toen hij met gepast geweld op het bed werd gelegd, heeft hij zich verder verzet. Bij overbrenging naar de strafcel
liet klager zijn benen slap hangen, zodat hij moest worden gedragen en ook in de afzonderingcel heeft klager verzet gepleegd en niet de aanwijzingen van het personeel opgevolgd. Naar het oordeel van de beroepscommissie was toepassing van gepast geweld
door het personeel in de gegeven omstandigheden niet te vermijden. Niet gebleken is dat het toegepaste geweld disproportioneel was. Het beroep ten aanzien van het beklag onder b. zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de
beklagcommissie zal in zoverre worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder a. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder b. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. C.J.G. Bleichrodt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 5 maart 2013

secretaris voorzitter

Naar boven