Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3835/GA, 5 maart 2013, beroep
Uitspraakdatum:05-03-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3835/GA

betreft: [klager] datum: 5 maart 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van,

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 november 2012 van de beklagcommissie bij de locatie Havenstraat te Amsterdam, voor zover daarbij aan klager geen tegemoetkoming is toegekend,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagcommissie heeft geen tegemoetkoming toegekend, ondanks de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende de ondertekening van een afstandsverklaring door een medewerker van het bad, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft de uitspraak niet binnen de wettelijke termijn van vier weken gedaan. Daarnaast klopt het niet dat er geen nadelige consequenties verbonden zijn geweest aan de gang van zaken en dat
er geen aanleiding bestaat voor het toekennen van een compensatie, zoals de beklagcommissie oordeelt.

De directeur heeft zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming niet kenbaar gemaakt.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat de beklagcommissie meer dan zes maanden na de mondelinge behandeling van het klaagschrift uitspraak heeft gedaan. Zij merkt op dat de wetgever geen rechtsgevolgen aan de overschrijding van de in artikel 67, eerste
lid,
van de Pbw vermelde termijn heeft verbonden, maar acht het vanuit het oogpunt van een juiste rechtsbedeling van groot belang dat voortvarend en met inachtneming van bovenbedoelde termijn wordt beslist op een beklag.

De beklagcommissie heeft aanleiding gezien het beklag gegrond te verklaren. De beroepscommissie dient zich daarom te beperken tot een oordeel over de tegemoetkoming.
Vast staat dat klager zijn eigen dossier niet heeft mogen meenemen naar een zitting bij het gerechtshof, terwijl hij bij zijn latere bezoek aan de rechtbank wel over zijn dossier kon beschikken. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft een
gedetineerde er belang bij, bij het bezoek aan de rechtbank of het hof, over zijn eigen exemplaar van het dossier te beschikken, indien hij (in de wachttijd) voorafgaande aan en tijdens de zitting zijn dossier wenst te raadplegen.
De beroepscommissie kan zich dan ook niet verenigen met het oordeel van de beklagcommissie geen tegemoetkoming toe te kennen, nu klager door het ontbreken van zijn dossier ter zitting van het hof, zoals hij onweersproken heeft gesteld, nadeel heeft
ondervonden. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal een tegemoetkoming vaststellen.

Voor zover klager heeft bedoeld beroep in te stellen tegen de gegrondverklaring van het beklag, staat voor klager daartegen geen rechtsmiddel open.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie kent klager een tegemoetkoming toe van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. F.G. Bauduin en mr. M.M. van der Nat, leden, in tegenwoordigheid van
K. Dere, secretaris, op 5 maart 2013

secretaris voorzitter

Naar boven