Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0541/GA, 3 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:03-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/541/GA

betreft: [klager] datum: 3 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 5 maart 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.F.Wassenaar, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 26 februari 2002 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Rijnmond, locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van de directie om de ontstane schade aan klagers tv niet te vergoeden.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De beklagcommissie heeft klager ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht nu de bestreden beslissing van de directie dateert van 6 december 2001 en klager op 7 december 2001 in beklag is gegaan. De beklagcommissieheeft mondeling aangegeven dat omdat klagers verzoek om schadevergoeding dateert van 30 augustus 2001, een datum die acht maanden na de schadedatum is gelegen, de klacht niet-ontvankelijk is. Blijkbaar wordt er door debeklagcommissie van uitgegaan dat de aansprakelijkheid van penitentiaire inrichtingen binnen acht maanden of minder verjaard is. Deze rechtsopvatting mist een deugdelijke rechtsgrond. Als uitgangspunt dient de verjaringstermijn tegelden die in het civiele recht geldt, namelijk twee jaar. Voorts zou klager zijn klacht te laat hebben ingediend omdat klager in de tijd gelegen tussen schadedatum en aansprakelijkheidsstelling onvoldoende voortvarend is geweestmet het verhalen van de schade op de inrichting. Dit wordt door klager weersproken. Klager heeft eerst de beschadigde tv uitgevoerd en aan de leverancier in het kader van de garantieregeling ter reparatie aangeboden. Door deleverancier is vervolgens geconstateerd dat de tv onherstelbaar beschadigd was en dat de schade niet viel onder de garantiebepalingen. Vervolgens heeft klager aan zijn afdelingshoofd gevraagd of deze iets voor klager kon betekenenen omstreeks de maand juli 2001 heeft het afdelingshoofd aan klager laten weten dat hij de kwestie aan de beklagcommissie diende voor te leggen. Omdat er op dat moment nog geen beslissing van de directie lag, heeft klager per briefvan 30 augustus 2001 de directie aansprakelijk gesteld. Klager is wel degelijk voortvarend te werk gegaan en de niet-ontvankelijk verklaring snijdt ook in dit opzicht geen hout. Verzocht wordt om klager alsnog ontvankelijk teverklaren. Klager is op 8 oktober 2000 vanuit de inrichting overgebracht naar het penitentiair selectiecentrum te Den Haag. Zijn cel is ontruimd, klager heeft zelf de tv met de nodige zorg en onder begeleiding van de bewaardersingepakt en zijn eigendommen zijn met hem meegezonden naar Den Haag. Op 5 december 2000 is klager weer teruggekomen in de inrichting en zijn zijn eigendommen weer teruggezonden vanuit Den Haag naar de inrichting. Ook bij het vertrekuit Scheveningen heeft klager zelf zijn tv met de nodige zorg onder begeleiding van bewaarders ingepakt. In Scheveningen is de tv bij het bad gebleven omdat gedetineerden het daar niet is toegestaan om een eigen tv op cel te hebben.De tv kan in Scheveningen niet door ruw gebruik of onvoorzichtigheid van klager zijn stuk gegaan. Klager heeft op 13 december 2000 zijn tv opgehaald bij het bad in de inrichting en toen hij op cel zijn tv wilde aandoen bleek dezeniet te werken. Op 23 december 2000 is de tv uitgevoerd en ter reparatie aangeboden aan de leverancier. De leverancier liet kort daarop weten dat de tv onherstelbaar beschadigd was en dat het schade betrof die tengevolge van een valis ontstaan. Gelet op de circulaire van 13 augustus 1993 kenmerk 383893/93 DJ aangevuld met de brief d.d. 20 december 1996 kenmerk 586080/DJI is de inrichting aansprakelijk voor de door klager geleden schade aan zijn tv. Deinrichting heeft namelijk als laatste getekend voor ontvangst van de beschadigde tv en is daarmee aansprakelijk geworden voor de schade die door het vervoeren van de tv aan de tv is geleden De beslissing van de directie isonvoldoende gemotiveerd. De schade bedraagt de aanschafwaarde van de tv f. 599,-- plus de huurtermijnen vanaf 15 december 2000 tot 30 augustus 2001. Verzocht wordt om aan klager een tegemoetkoming in verband met het geleden ongemaktoe te kennen.

De directeur heeft zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat klager had moeten worden ontvangen in zijn beklag nu klagers klacht gericht is tegen de beslissing van de directie d.d. 6 december 2001 en klager op 7 december 2001 in beklag is gegaan tegen dezebeslissing. De uitspraak van de beklagcommissie zal dan ook worden vernietigd en klager zal alsnog worden ontvangen in zijn beklag.
Het beklag is gericht tegen de beslissing van de directeur om aan klager geen schadevergoeding toe te kennen in verband met de ontstane schade aan klagers tv. Nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat de schade die naar klagerstelt aan zijn tv is ontstaan, is veroorzaakt door personeel van de inrichting, moet het beklag ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 3 juli 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven