Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3512/GA, 18 februari 2013, beroep
Uitspraakdatum:18-02-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3512/GA

betreft: [klager] datum: 18 februari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van,

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 november 2012 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het feit dat klager geen bezoek van een advocaat kon krijgen tijdens het arbeidsblok (VU 2012/000337);
b. en dat hij naar een werkplaats is gestuurd waar in de kantine gerookt wordt (VU 2012/000570).

De beklagcommissie heeft het beklag voor wat betreft beklagonderdeel a ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag voor wat betreft beklagonderdeel b, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Op grond van artikel 3 van het arbeidsreglement opgenomen als bijlage II bij de huisregels van de p.i. Vught kan een gedetineerde worden toegestaan arbeid
te stoppen of te onderbreken voor vooraf gepland bezoek van zijn raadsman. De directie spreekt zich tegen door aan te geven dat arbeidstijden niet mogen worden onderbroken voor andere activiteiten zoals advocatenbezoek. Alle openbare gebouwen dienen
rookvrij te zijn. De directie legt ten onrechte de verantwoordelijkheid bij klager om aan te geven dat hij niet-roker is.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. De directeur heeft verder geen aanvullingen op het verweer.

3. De beoordeling
Ad. a.
Op grond van artikel 38, zevende lid, van de Pbw heeft de raadsman toegang tot de gedetineerde op de in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen. Op grond van artikel 3 van het arbeidsreglement opgenomen als bijlage II van de huisregels van de
p.i.
Vught kan een gedetineerde worden toegestaan arbeid te onderbreken respectievelijk te beëindigen in geval van vooraf gepland bezoek van zijn raadsman.
Naar het oordeel van de beroepscommissie kan van planning eerst sprake zijn indien voorafgaand aan het bezoek, zowel van de zijde van de directie als van de raadsman argumenten met betrekking tot (de mogelijkheid van) dit bezoek over en weer worden
gewisseld, waarna een tijdstip voor het bezoek wordt bepaald. Valt dit tijdstip (noodzakelijkerwijs) tijdens de arbeid dan kan de gedetineerde de arbeid op grond van het daaromtrent gestelde in het arbeidsreglement onderbreken. Dat van enige planning
in
die zin sprake is geweest, noch van de onmogelijkheid daartoe, is niet gebleken. Dat de raadsman zijn bezoek wilde combineren met een bezoek aan andere gedetineerden, maakt dit niet anders. Evenmin is gebleken van de noodzaak tot dit bezoek, die met
zich brengt, zoals de directeur stelt, dat altijd wel iets te regelen valt.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan derhalve naar het oordeel van de beroepscommissie in zoverre niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

Ad. b.
De directeur heeft een zorgplicht om de naleving van het in de inrichting geldende rookverbod te handhaven. Deze zorgplicht houdt onder meer in dat een gedetineerde geen hinder mag ondervinden van ruimten in de inrichting waar wel mag worden gerookt.
In
dit licht dient klagers plaatsing in een rookruimte te worden aangemerkt als een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid van de Pbw, zodat klager ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beklag.

Vaststaat dat klager in een niet rookvrije kantine heeft moeten verblijven in afwachting van een intake. Klager stelt hinder te hebben ondervonden van het roken. Het beroep zal derhalve in zoverre gegrond worden verklaard. De uitspraak van de
beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Hierbij merkt de beroepscommissie nog op dat niet gebleken is dat klager tegen dit verblijf heeft geprotesteerd, dan wel verzocht heeft hem in een
rookvrije ruimte, die aanwezig was, te plaatsen. De beroepscommissie ziet in de gegrondverklaring van het beroep voldoende genoegdoening voor klager en kent klager geen tegemoetkoming toe.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor wat betreft onderdeel a van het beklag ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.
Zij verklaart het beroep gegrond voor wat betreft onderdeel b van het beklag, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ontvankelijk en gegrond. Zij bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. F.G. Bauduin en mr. M.M. van der Nat, leden, in tegenwoordigheid van
K. Dere, secretaris, op 18 februari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven