Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3962/GA, 6 februari 2013, beroep
Uitspraakdatum:06-02-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3962/GA

betreft: [klager] datum: 6 februari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 27 november 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Westlinge te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Westlinge in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. H.J. Veen om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de beslissing van de directeur van 4 oktober 2012, genomen naar aanleiding van de uitspraak van de beklagrechter van 21 september 2012 waarbij klagers beklag gegrond is verklaard, tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van
de inrichting in het kader van algemeen verlof;
b. het feit dat klagers verloven voor 12 oktober 2012 en 23 november 2012 geen doorgang hebben gevonden dan wel dat zijn aanvragen zijn afgewezen.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klagers beklag tegen de afwijzing van de verlofaanvraag voor 29 juni 2012 is door de beklagrechter gegrond verklaard. De beklagrechter heeft de
directeur
opgedragen om binnen één week na verzending van de uitspraak een nieuwe beslissing te nemen. Aangezien de uitspraak op 25 september 2012 is verzonden en de nieuwe beslissing op 4 oktober 2012 is genomen, heeft de directeur zich niet aan die termijn
gehouden. De nieuwe beslissing van de directeur heeft betrekking op de verlofaanvraag voor 29 juni 2012. De directeur had daarom bij zijn beslissing geen rekening mogen houden met feiten en omstandigheden die na 29 juni 2012 bekend zijn geworden.
Klager
heeft geen verlofaanvraag voor 12 oktober 2012 ingediend, omdat de p.i.w.-ers tegen hem hebben gezegd dat hij die in het kader van het drugsontmoedigingsbeleid niet hoefde in te dienen. Aan klager zijn, wegens een positieve score op cocaïne, drie
verlofmogelijkheden ontnomen, namelijk de verlofmogelijkheden voor 29 juni 2012, 12 oktober 2012 en 23 november 2012. Dit terwijl in het drugsontmoedigingsbeleid staat dat de eerstvolgende twee verloven worden ingetrokken

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht om op een zitting te worden gehoord. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu de noodzaak daartoe onvoldoende is onderbouwd. De beroepscommissie acht zich op grond van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te
beslissen.

De beroepscommissie stelt voorop dat de wetgever geen rechtsgevolgen heeft verbonden aan de overschrijding van een door de beklagrechter gestelde termijn waarbinnen door de directeur een nieuwe beslissing moet worden genomen, als bedoeld in artikel 68,
vierde lid, van de Pbw. De overschrijding door de directeur van de door de beklagrechter gestelde termijn zal derhalve niet tot gegrondheid van het beroep leiden. Wel acht de beroepscommissie het vanuit het oogpunt van een juiste rechtsbedeling
wenselijk dat de directeur de door de beklagrechter gestelde termijnen daadwerkelijk in acht neemt.

De beroepscommissie begrijpt dat de directeur klagers verlofaanvragen voor 29 juni 2012 en voor 23 november 2012 heeft afgewezen en dat klager geen verlofaanvraag voor 12 oktober 2012 heeft ingediend. Aldus heeft de directeur twee verlofaanvragen van
klager afgewezen. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter
zal worden bevestigd. Bij haar beslissing neemt de beroepscommissie mede in aanmerking dat in het drugsontmoedigingsbeleid van 1 oktober 2008 staat vermeld dat in geval van gebruik van harddrugs door een gedetineerde minimaal de eerstvolgende twee
verloven van die gedetineerde worden ingetrokken.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 6 februari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven