Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3552/GA, 5 februari 2013, beroep
Uitspraakdatum:05-02-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 12/3552/GA

betreft: [klager] datum: 5 februari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

gericht tegen een uitspraak van 5 november 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 januari 2013, gehouden in de p.i. Leeuwarden, is de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Ter Apel, [...], vergezeld door de juridisch medewerker van voormelde inrichting, [...], gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing van de directeur om een aan klager gericht poststuk van zijn vriendin niet uit te reiken.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en bepaald dat een nadere beslissing zal worden genomen omtrent de hoogte van de tegemoetkoming.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. De beklagrechter heeft overwogen dat klager voordat zijn post werd geopend een schriftelijke mededeling had moeten
ontvangen.
In artikel 4.5.3. van de huisregels van de p.i. Ter Apel is vermeld dat de inrichting de bevoegdheid heeft om post steekproefsgewijs te controleren in afwezigheid van de gedetineerde, tenzij de enveloppen of poststukken afkomstig zijn of bestemd zijn
voor geprivilegieerde contacten. Dit artikel is afkomstig uit de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen. Volgens de directeur was hij derhalve gerechtigd om klagers post te controleren. De directeur heeft besloten om de brief van klagers
vriendin niet aan klager uit te reiken, omdat klager in verband met onder andere een agressieprobleem op de Extra Zorg Voorziening verblijft en hij niet teveel prikkels kan verdragen. In de brief wordt omschreven hoe klagers vriendin geweld wil
toepassen op een medegedetineerde. Klager heeft een schriftelijke mededeling ontvangen waarin staat dat de brief is achterhouden. Tijdens de beklagzitting is aangegeven dat de beklagrechter op de hoogte kan worden gesteld van de inhoud van de brief,
maar dit heeft de beklagrechter geweigerd.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 36, derde lid, van de Pbw is de directeur bevoegd om op de inhoud van brieven en poststukken toezicht uit te oefenen. Dit toezicht kan omvatten het kopiëren van brieven of andere poststukken. Van de wijze van uitoefenen van toezicht
wordt aan de gedetineerden tevoren mededeling gedaan.
Op grond van het vierde lid van dat artikel kan de directeur de verzending of uitreiking van bepaalde brieven of andere poststukken alsmede bijgesloten voorwerpen weigeren, indien dit noodzakelijk is op één van de in dat lid genoemde gronden.
Ingevolge artikel 58, tweede lid onder a, van de Pbw geeft de directeur de gedetineerde onverwijld een schriftelijke mededeling van de weigering tot uitreiking van een brief of ander poststuk dan wel bijgesloten voorwerpen als bedoeld in artikel 36,
vierde lid, van de Pbw.

Nu in de huisregels van de p.i. Ter Apel is vermeld dat de inrichting bevoegd is om in afwezigheid van de gedetineerde post steekproefsgewijs te controleren indien geen sprake is van post van of aan een geprivilegieerd contact, is voldaan aan het
vereiste als genoemd in artikel 36, derde lid, van de Pbw. De wet stelt immers niet het vereiste van een schriftelijke mededeling als bedoeld in het eerste lid van artikel 58 van de Pbw.
Voldoende aannemelijk is dat de beslissing van de directeur om de brief van klagers vriendin niet uit te reiken noodzakelijk was met het oog op de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting. Klager heeft van die beslissing een
schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 58 van de Pbw gekregen. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur om het poststuk niet aan klager uit te reiken niet als onredelijk en onbillijk aan te
merken valt. Het beroep van de directeur zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, J. Schagen MA en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 5 februari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven