Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3857/GB, 29 januari 2013, beroep
Uitspraakdatum:29-01-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/3857/GB

Betreft: [klager] datum: 29 januari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.P. Visser, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 december 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 13 februari 2010 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie Noordsingel Rotterdam. Vanuit deze inrichting is hij geselecteerd voor deelname aan een p.p. Op 7 september 2012 is het programma aangevangen en is klager administratief
ondergebracht bij de locatie Noordsingel Rotterdam. Op 23 november 2012 is beslist tot beëindiging van deelname aan het p.p. Klager is vervolgens als passant in de locatie Hoogvliet te Rotterdam geplaatst. Op 7 december 2012 is hij geplaatst in de
gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiebeslissing is niet onverwijld aan klager medegedeeld. Klager is pas op 27 november 2012 in het bezit gesteld van de schriftelijke beslissing, zodat de detentie van aanvang onrechtmatig is. Klager had voorts niet in een huis van bewaring
(h.v.b.) maar in een gevangenis moeten worden geplaatst.
Gelet op alle omstandigheden kan de beslissing tot beëindiging van het p.p. als buitenproportioneel worden aangemerkt. Klager heeft smsjes naar de reclasseringsmedewerker G. gezonden, doch die kwamen pas op 21 november 2012 als niet verzonden terug.
Genoemde reclasseringsmedewerker heeft zelf in de ochtend van 22 november 2012 contact met klager opgenomen. Klager is het contact niet uit de weg gegaan. De belangen bij een voortzetting van p.p. en elektronische detentie zijn groter dan die van
detentie. Klager verliest zijn inkomsten waardoor hij ernstige betalingsproblemen kan ondervinden ten aan zien van de betaling van zijn huur.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 17 november 2012 door de politie aangehouden vanwege het mishandelen van een man. Er is toen geconstateerd dat klager te veel gedronken had om een motorvoertuig te besturen. Klager is vervolgens meegenomen naar het politiebureau. Bij
onderzoek door de politie zijn er vermoedelijk hard- en softdrugs in klagers auto aangetroffen. Klager heeft na dit incident noch de directeur, noch de reclasseringsmedewerker geïnformeerd. Gelet op de verslavingsproblematiek en het feit dat klager is
veroordeeld wegens een alcohol-gerelateerd delict acht de selectiefunctionaris het verlenen van vrijheden onverantwoord, nu klager heeft aangetoond nog niet met zijn verslavingsproblematiek om te kunnen gaan.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. Uit de standaardregels p.p. van Palier volgt dat de reclassering bij een (ernstige) overtreding kan adviseren de uitvoering van het p.p. onmiddellijk te stoppen. Ingevolge artikel 9, tweede lid onder c, van de Pm kan de directeur, afhankelijk
van de ernst van de overtreding de selectiefunctionaris adviseren de deelname aan het p.p. te beëindigen. Voornoemd artikel 9 stelt als voorwaarde voor deelname aan een p.p. dat de gedetineerde zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Naar aanleiding van het incident op 17 november 2012 heeft de reclassering blijkens een rapport van 22 november 2012 de directeur verzocht een passende sanctie te bepalen. Op 22 november 2012 heeft de directeur geadviseerd om klagers deelname aan het
p.p. te beëindigen, hem als passant in het h.v.b. van de locatie Hoogvliet in te sluiten en vervolgens te selecteren voor een inrichting met een normaal beveiligingsniveau, omdat geen vertrouwen meer bestaat in een goed verloop van het p.p.
De beroepscommissie overweegt voorts dat voldoende aannemelijk is geworden dat klager ook de afspraken niet is nagekomen. Uit het dossier blijkt dat klager noch de directeur van de locatie Noordsingel noch de reclasseringsmedewerker van het incident op
de hoogte heeft gesteld.
Op 23 november 2012 heeft de selectiefunctionaris beslist klager als passant te plaatsen in het h.v.b. van de locatie Hoogvliet en uit telefonische informatie van de secretaris is gebleken dat klager daar op 23 november 2012 is geplaatst. Derhalve is
geen sprake van onrechtmatige detentie zoals door raadsman is gesteld.
Ingevolge artikel 9, tweede lid onder c, van de Pbw zijn de huizen van bewaring bestemd voor de opneming van personen ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf plaatsvindt en die in afwachting zijn van plaatsing in een gevangenis.
Klager is op 7 december 2012 geplaatst in de gevangenis van de p.i. Alphen aan den Rijn.

Gezien het voorgaande heeft de selectiefunctionaris heeft in redelijkheid kunnen besluiten tot beëindiging van het p.p. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 29 januari 2013
.

secretaris voorzitter

Naar boven