Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0156/SGA, 22 januari 2013, schorsing
Uitspraakdatum:22-01-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/156/SGA

Betreft: [klager] datum: 22 januari 2013

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van genoemde p.i. d.d. 16 januari 2013, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van
opsluiting in een strafcel voor de duur van zeven dagen, alsmede intrekking van het eerstvolgende verlof. In deze beslissing is voorts opgenomen dat verzoeker voor de duur van drie maanden bezoek zonder toezicht wordt ontzegd. Een en ander omdat
verzoeker op 9 januari 2013 voor de tweede keer positief scoorde op het gebruik van cannabinoiden.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift d.d. 15 januari 2013 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 22 januari 2013.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval voor zover de disciplinaire straf inhoudt de ontzegging van bezoek zonder toezicht voor de duur van drie maanden.
Nu artikel 51 van de Pbw een limitatieve opsomming geeft van de mogelijke disciplinaire straffen die een directeur kan opleggen en ontzegging van bezoek zonder toezicht daarin niet is vermeld, is de bestreden beslissing van de directeur in zoverre
genomen in strijd met een wettelijk voorschrift. Er zijn derhalve termen aanwezig voor toewijzing van dit deel van het verzoek.

Wat de opsluiting in de strafcel en de intrekking van het eerstvolgende verlof betreft is
dat – naar het oordeel van de voorzitter – niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur is gebleken dat verzoeker bij herhaling is betrapt en gesanctioneerd op het gebruik van softdrugs. Op 24 december 2012 is met verzoeker, die toen wederom
aan
het blowen was op zijn cel, afgesproken dat er bij herhaling een straf van zeven dagen opsluiting in de strafcel zou worden opgelegd omdat verzoeker bij herhaling drugs gebruikt en hij niets leek te leren van eerdere opgelegde straffen. Verzoeker
beloofde aan de directeur te stoppen met softdrugsgebruik en afgesproken werd dat verzoekers urine een keer per maand zou worden gecontroleerd. Op 9 januari 2013 scoorde verzoeker echter wederom positief op het gebruik van cannabinoiden en kon worden
vastgesteld dat verzoeker zich niet aan de afspraak heeft gehouden. De directeur heeft vervolgens de bestreden disciplinaire straf opgelegd.

Nu niet is gebleken dat de beslissing van de directeur in strijd is met een wettelijk voorschrift en er verder geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de beslissing van de directeur zodanig onredelijk of onbillijk zouden maken dat
de
tenuitvoerlegging daarvan zou moeten worden geschorst, dient het schorsingsverzoek in zoverre te worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe voor zover dit betrekking heeft op de ontzegging van bezoek zonder toezicht en schorst de beslissing van de directeur dienaangaande met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het beklag zal
hebben beslist.
De voorzitter wijst het verzoek voor het overige af.

Aldus gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 22 januari 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven