Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3999/GV, 23 januari 2013, beroep
Uitspraakdatum:23-01-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3999/GV

betreft: [klager] datum: 23 januari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 december 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager is toe aan zijn resocialisatie. Hij heeft geen rapporten gekregen, maar wel een voorbeeld baantje op de afdeling. Klagers vorige verlofverzoek is afgewezen omdat klager is teruggeplaatst vanuit een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). In het
advies van het m.d.o. is informatie van een andere gedetineerde met dezelfde achternaam opgenomen. Dit is later wel in orde gemaakt. De einddatum van de detentie is 1 februari 2013 en dit rijmt zich niet met de afwijzingsgrond van maatschappelijke
onrust.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Aanvankelijk verbleef klager bij de Stichting Exodus. Omdat klager onvoldoende gemotiveerd gedrag vertoonde is hij tijdelijk geplaatst in de locatie Hoogvliet. Vanuit deze inrichting mocht klager examen doen in de locatie Westlinge. Klager was niet op
tijd voor zijn examen en eveneens niet op tijd teruggekeerd naar de locatie Hoogvliet. Ondanks het korte strafrestant was er gezien het vorenstaande geen vertrouwen meer om klager in een inrichting met vrijheden te laten verblijven. Hij is geplaatst in
een normaal beveiligde inrichting. Er is ook geen vertrouwen meer dat klager verantwoord kan omgaan met de vrijheden die hij aanvraagt in het kader van algemeen verlof. Daarom is zijn verzoek hiertoe afgewezen.

Op klagers verlofaanvraag is het volgende advies uitgebracht.
De directeur van de locatie Krimpen aan den IJssel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Hierbij is aangegeven dat klager zich zowel in de b.b.i. Westlinge als in de locatie Hoogvliet niet aan de gemaakte afspraken heeft
gehouden.
Het verlofadres is geverifieerd en in orde bevonden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek, wegens doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 2 februari 2013. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van vijf dagen te ondergaan.

De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds
het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf.

In het dossier bevindt zich een selectieadvies van 11 oktober 2012. Hieruit volgt dat reeds medio juli 2012 was begonnen met klagers voorbereiding op de terugkeer in de maatschappij. Echter, vanwege incidenten is klager op 7 september 2012
teruggeplaatst in de locatie Hoogvliet. Op 3 oktober 2012 is aan klager incidenteel verlof verleend om een examen te doen in de locatie Westlinge. Klager is te laat verschenen voor zijn examen, waardoor hij dit niet kon afleggen en hij is eveneens te
laat teruggekeerd naar de locatie Hoogvliet. Uit het verlofadvies van 11 december 2012 volgt dat klager het “niet zo goed doet” en dat klager “vaak op het spreekwoordelijke lijntje loopt”. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde
omstandigheden
een voldoende contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks het korte strafrestant, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 23 januari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven