nummer: 12/2818/GA
betreft: [klager] datum: 10 december 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D. Greven, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 10 augustus 2012 van de beklagcommissie bij de
penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 24 oktober 2012, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. D. Greven en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het zonder grond uiten van de beschuldiging dat het personeel hem onzedelijk had betast tijdens de fouillering.
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beslissing is op 15 juni 2012 aan klager uitgereikt en klager heeft op 20 juni 2012 het klaagschrift ingediend. Het kan klager niet worden aangerekend dat het klaagschrift pas acht dagen later op 28 juni 2012 bij de beklagcommissie is aangekomen. Nu
de envelop ontbreekt is niet meer na te gaan wanneer het klaagschrift op de rechtbank is ontvangen. Klager dient derhalve ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag. Klager is meerdere malen gefouilleerd en heeft daar nooit over geklaagd. Volgens
klager ging het niet om een onjuiste beschuldiging. Het feit dat klager vervolgens een grote mond gaf is onvoldoende om hem een disciplinaire straf op te leggen.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de huisregels staat het adres waar een klaagschrift naar toe moet worden gestuurd. Er is een postbakje op de afdeling en dat wordt elke dag bij de postafdeling ingeleverd, die vervolgens voor verzending zorg draagt. De directeur heeft navraag gedaan
en de fouillering van klager is conform de regels verlopen. Uit de ambtsedig opgemaakte verslagen van het personeel van 13 en 14 juni 2012 blijkt dat klager toen het personeel hem fouilleerde een grote mond heeft opgezet.
3. De beoordeling
Nu de envelop ontbreekt en de omstandigheden rond de verzending van het beklag niet meer zijn te achterhalen, geeft de beroepscommissie klager het voordeel van de twijfel. Klager kan derhalve worden ontvangen in zijn beklag.
Klagers klacht over het onzedelijk betasten tijdens de fouillering is op 10 augustus 2012 door de beklagcommissie ongegrond verklaard. Klager heeft ook daarvan beroep ingesteld en bij uitspraak van 30 oktober 2012, 12/2618/GA, heeft de beroepscommissie
dit beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigd.
Uit de verslagen blijkt dat klager tijdens de fouillering een grote mond heeft opgezet tegen het personeel en het personeel ervan heeft beschuldigd hem onzedelijk te hebben betast. Uit de stukken blijkt dat klager na terugkomst op de afdeling
aantijgingen bleef uiten tegen een medewerker van de badafdeling.
Nu uit bovengenoemde uitspraak van de beklagcommissie, in beroep bevestigd, blijkt dat de door klager geuite beschuldigingen onjuist zijn is de beroepscommissie van oordeel dat deze beschuldigingen jegens het personeel voldoende aanleiding vormden om
eerdergenoemde disciplinaire straf op te leggen.
Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem Broos en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 10 december 2012
secretaris voorzitter