Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3614/GV, 17 januari 2013, beroep
Uitspraakdatum:17-01-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3614/GV

betreft: [klager] datum: 17 januari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J.W. Tijkotte, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 november 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager betwist dat er geen inschatting kan worden gemaakt van het recidiverisico en mogelijke gedragsinterventies. Hij heeft zich tijdens de detentie altijd zo veel mogelijk opengesteld voor begeleiding
en zal dit blijven doen tijdens het verlof. Het gedrag voorafgaand aan de detentie vormt geen weigeringsgrond. De omstandigheid dat het verlofadres in de regio Haarlem ligt waar ook de ten laste gelegde feiten zijn gepleegd, is niet genoeg voor een
negatief advies. De twee medeverdachten hebben ook in de regio Haarlem een verlofadres. De Staatssecretaris kan volgens vaste rechtspraak niet blindelings terugvallen op de informatie van het Openbaar Ministerie. Bij elke verlofaanvraag moet opnieuw
worden beoordeeld of het belang van de maatschappij of van de gedetineerde voorrang moet krijgen. Ook is niet gebleken dat recent een advies is gevraagd of verkregen van het detentieberaad van de inrichting. Het enkel verwijzen naar de houding van
klager en het negatieve advies van het OM is te marginaal om een afwijzing te rechtvaardigen. Nergens blijkt uit dat er rekening is gehouden met de persoonlijke omstandigheden van klager.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De aanvraag is afgewezen omdat TR aangeeft dat er geen inschatting van het recidiverisico mogelijk is. Klager geeft geen openheid over zijn betrokkenheid bij het ten laste
gelegde feit. Hierdoor is er geen volledig beeld van klager te krijgen. De eerste verlofaanvraag is afgewezen vanwege een afgekeurd verlofadres. Het huidige verlofadres is goedgekeurd. Het Openbaar Ministerie meent dat het recidiverisico onverminderd
aanwezig is en voelt zich hierbij gesteund door het rapport van de reclassering en de houding van klager.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Westlinge heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Het Openbaar Ministerie adviseert negatief en de politie schat het verlofadres in als betrouwbaar.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk, voor overtreding van de Opiumwet. De fictieve einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 3 september 2013.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit het advies van de directeur komt naar voren dat de reclassering geen inschatting kan maken van het recidiverisico bij klager. Doch daarmee kan nog niet worden geconcludeerd dat ten aanzien van klager sprake is van een recidiverisico. Door de
Staatssecretaris zijn geen stukken overgelegd waaruit dit zou kunnen blijken. De reclassering oordeelt overigens dat er momenteel geen risicofactoren aanwezig lijken te zijn. Gelet hierop en klagers goede gedrag in de inrichting en het positieve advies
van de politie omtrent het verlofadres, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve
gegrond worden verklaard. De Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak en binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig
voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 17 januari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven