Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3362/GB, 16 januari 2013, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/3362/GB

Betreft: [klager] datum: 16 januari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Visser, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 oktober 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 5 januari 2012 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring van de locatie De Boschpoort Breda. Op 10 oktober 2012 is hij geplaatst in de gevangenis van de p.i. Almere, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris stelt dat klager in aanmerking komt voor plaatsing in een gesloten inrichting met een regime van algehele gemeenschap. Klager komt echter reeds in aanmerking voor plaatsing in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting
((z.)b.b.i.). Tevens wordt gesteld dat klager een openstaande strafzaak heeft die naar verwachting voor de einddatum van klagers detentie afgehandeld zal worden. Deze procedure ziet echter op een andere strafzaak dan de zaak waarvoor klager thans in
detentie verblijft en de zitting in deze zaak zal naar alle waarschijnlijkheid niet voor de einddatum van klagers detentie plaatsvinden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De locatie De Boschpoort Breda heeft klager op 5 oktober 2012 voorgesteld voor plaatsing in een gesloten inrichting met een regime van algehele gemeenschap. Klager had zijn voorkeur uitgesproken voor de p.i. Almere of de p.i. Amsterdam. Op 8 oktober
2012 heeft de selectiefunctionaris klager geselecteerd voor plaatsing in de gevangenis van de p.i. Almere. Klager heeft hiertegen bezwaar en beroep aangetekend. Hij wil geplaatst worden in een (z.)b.b.i. Uit het selectieadvies blijkt dat klager een
openstaande strafzaak heeft die naar verwachting voor de einddatum van klagers detentie behandeld zal worden. Klager komt, gelet op deze openstaande strafzaak in relatie met de fictieve einddatum van zijn detentie (3 januari 2013), slechts in
aanmerking
voor plaatsing in een gesloten inrichting.

De parketsecretaris van de rechtbank Arnhem heeft de selectiefunctionaris laten weten dat de openstaande zaak van klager niet voor 3 januari 2013 behandeld zal worden. Op basis van deze actuele informatie zou klager in aanmerking kunnen komen voor
detentiefasering. Indien klager voldoet aan alle objectieve selectiecriteria voor plaatsing in een inrichting met regimaire vrijheden, zal hij, gelet op zijn korte strafrestant, slechts in aanmerking kunnen komen voor plaatsing in een b.b.i.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.3. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.4. Het beroep van klager richt zich tegen de beslissing van de selectiefunctionaris tot plaatsing van klager in de gevangenis van de p.i. Almere. Ten tijde van het nemen van die beslissing was er blijkens het selectieadvies van 5 oktober 2012
sprake van een nog openstaande strafzaak tegen klager die voor de einddatum van klagers detentie behandeld zou worden. Uit artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b, van de Regeling volgt dat gedetineerden niet in aanmerking komen voor plaatsing in een
b.b.i. indien de einddatum van de detentie nog niet vaststaat. De selectiefunctionaris heeft derhalve in redelijkheid kunnen beslissen tot plaatsing van klager in een gesloten inrichting. Bovendien blijkt uit het selectieadvies van 5 oktober 2012 dat
klager gedurende zijn verblijf in de locatie De Boschpoort meerdere disciplinaire straffen opgelegd heeft gekregen, zodat hij ook gedragsmatig niet in aanmerking kwam voor plaatsing in een b.b.i. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Uit de thans bij de beroepscommissie bekende informatie is gebleken dat de selectiefunctionaris op basis van een nieuw selectieadvies d.d. 16 november 2012 een nieuwe selectiebeslissing heeft genomen. De selectiefunctionaris heeft het voorstel tot
overplaatsing naar een b.b.i. afgewezen. Hoewel klager, nu blijkt dat de openstaande strafzaak tegen klager niet voor de einddatum van klagers detentie behandeld zal worden, voldoet aan de objectieve voorwaarden voor plaatsing in een b.b.i., meent de
selectiefunctionaris dat klagers gedrag in detentie een contra-indicatie vormt voor plaatsing in een b.b.i. Tegen deze beslissing is beroep ingesteld.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in
tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 16 januari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven